475 Onderwerpen
4.987 Bezoekers
Woorden en uitdrukkingen verklaard door Dr. C.H. PH. Meijer. Uitgegeven door de maatschappij voor goede en goedkoope lectuur Amsterdam (1919). Gedigitaliseerd door Marijke Verstege.
uitdrukkingen
Woorden en uitdrukkingen verklaard
Definities en betekenissen van uitdrukkingen
A
- Aalmoes
- Aaloud
- Aalwaardig of aalwarig
- Aamborstig
- Aap
- Aas (kaartspel)
- Aas (voedsel)
- Abracadabra
- Abrikoos
- Abt
- Accijns
- Achterbaks
- Achterdocht
- Adelborst
- Admiraal
- Afkalven
- Afril
- Aftakelen, toetakelen
- Ajuin
- Akevietje
- Alaam
- Alibi bewijzen (Zijn)
- Allooi
- Almanak
- Amechtig
Toon meer
B
- Baadje
- Baai
- Baai (inham)
- Baai (stofnaam)
- Bajes
- Bakboord
- Bakermat
- Bakkeleien
- Bakkes
- Barrebiesjes gaan (Naar de)
- Beisje
- Bengel, Bengelen
- Berde brengen (Te)
- Besjolemen
- Beul
- Beunhaas
- Bezaan
- Biezen pakken (Zijne)
- Blankofficier
- Blusschen
- Boeg
- Boekstaaf
- Boekstaven
- Bolleboos
- Bollebuis
Toon meer
D
E
F
G
H
- Haberdoedas
- Hachje (Het) kwijt zijn
- Hakkenei
- Halfblanksheer
- Halsberg
- Handhaven
- Haneveer
- Hangmat
- Hansop, hanssop
- Hanzen (Groote)
- Harnas (In ’t — jagen)
- Haver tot gort (Van —)
- Haverklap (Om een —)
- Havezat(h)e
- Hazenwind
- Heemraad
- Heiligmaker
- Heinde en ver
- Heitje
- Hellebaard
- Helm (Met den — geboren zijn)
- Heugel
- Hoefslag
- Hommeles
- Hooggetij
Toon meer
K
- Kaap
- Kadin
- Kaft
- Kakelbont
- Kalis
- Kalle(tje)
- Kamenier
- Kameraad
- Kamperfoelie
- Kanis
- Kanon
- Kant
- Kanunnik
- Kap (Den)
- Kapittel
- Kapittelstokje
- Kapoeres
- Karonje
- Karwats
- Karwei
- Karwij
- Kastrol
- Kat en keuvel
- Katheder
- Kathedraal
Toon meer
L
M
- Maarschalk
- Maart(e)
- Malen
- Malloot
- Malvezij
- Mannetjes maken
- Marechausee
- Margarine
- Marketenster
- Massel of mazzel
- Mastel(Ie)
- Matador
- Meesmuilen
- Meistreel
- Mest
- Metten
- Meugal
- Meugebet
- meugeniet
- Meugeveel
- Mijl op zeven
- Mines maken
- Misschien
- Moffel
- Mokum
Toon meer
O
P
- Paai (Ouwe)
- Paard
- Pal staan
- Palfrenier
- Paljas
- Pamflet
- Pantalon
- Pantoffel
- Paranimf
- Paschen
- Paskwil
- Pedel
- Pelgrim
- Piesjes
- Pikdonker
- Pimpernel
- Pinkster(en)
- Plavei
- Pleister—Pleisteren
- Plint
- Poelepetaat
- Ponem
- Poortaarde
- Pop
- Porselein en Postelein
Toon meer
S
- Santenboetiek
- Schalk
- Schanslooper
- Scharminkel
- Schavot
- Schellak, lak
- Schellen (De) vallen hem van de oogen
- Schepen
- Schering en inslag (’t Is)
- Scheurbuik
- Schibboleth
- Schoorsteen
- Schoorvoetend
- Schopstoel (Op een of den) zitten
- Schot en lot betalen
- Schout
- Schout-bij-nacht
- Schuilevinkje spelen
- Scylla (Van) in Charydis komen, geraken
- Seibel(tje), seibelaar, seibelen
- Seldrement
- Serenade
- Sergeant
- SIab(b)akken
- Sier (Goeden) maken
Toon meer