Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Onguur

betekenis & definitie

ook ongier, vroeger ongehuur en ongehier, akelig, afschrikwekkend, ongezellig enz.; met on afgeleid van het in het mnl. voorkomende gehure, gehiere = liefelijk ; in ’t hgd. nog in Ungeheuer = monster, gedrocht. Cats 2, 435 a: „Onguur en ysselyk schreeuwen”; 2, 541 a: „Onguur . . . gelijck de wilde dieren”; 2, 78a: „Ongure lust”; v.

Heemskerk, Bat. Are. 51 : „In de onguure gaaten, voor gegeven vonnisse . . . doot gevonden te werden”. V. Lennep gebruikt het voor een beer en voor een aap.