Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Abt

betekenis & definitie

het hoofd van een mannenklooster, die het recht heeft den kromstaf te voeren; mnl. abbet, abt, mv. abde; uit mlat. abbas, gen. abbatis, met de bet. van vader; dit weder uit het Syrisch abba, nog voorkomend in onze bijbelvertaling: „Gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door welken wij roepen: Abba, Vader!”, Rom. 8.15.

Van denzelfden stam komen Abdij en Abdis ; het eerste, mnl. abedie, abdie, uit mlat. abbatia, beteekent een klooster, waar een abt of abdis aan het hoofd staat; het tweede, mnl. abbedesse, abdisse, uit mlat. abbatissa, is de benaming van het hoofd van een vrouwenklooster, die het recht heeft den kromstaf te voeren. Naast abdij vindt men op gelijke wijze gevormd kanunnikdij, kanonik(s)dij (de vorm met s b.v.: David, Vad. Hist. 10, 91), proos(t)dij.