Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Duivekater of deuvekater

betekenis & definitie

als naam voor een gebak, en als basterdvloek. In beide gevallen een samenst. van duivel en kater met wegvalling der l.

De basterdvloek is later eerst in gebruik gekomen als verzachting van duivel zooals men ook duiker zeide. Daarvan weer b.nw. duivekatersch. De naam werd vroeger aan verschillend gebak gegeven, dat met kerstmis en nieuwjaar gegeven werd, wat terugging op een heidensch gebruik van vleesch-offerande, zoodat zulk een gebak een afbeelding was van een beest of deel van een beest (zie o. a. Boekenoogen, Zaansch Taaleigen). Men bedenke daarbij, dat de kat en den duivel steeds in nauw verband hebben gestaan, en ook katten geofferd werden tot bezwering van den duivel. In Z.-Holl. is nog bekend onder dien naam een krentenbrood van eigenaardigen vorm, langwerpig rond, met aan beide zijden aan de punt een wederzijdsche verbreeding; terwijl in Zaanland een ander gebak dien naam draagt.

Daar men dikwijls op die gebakken een soort indeeling vond, meende men vroeger het woord te moeten afleiden van deux-fois-quatre. Het woord is misschien uit het Holsteinsch düvkater overgekomen, of er naast ontstaan, of een er mede. Het Zweedsch heeft dövfelskatt, wat aan eenheid van afkomst doet denken. Er is nog een woord duivekater bij de diamantbewerkers in gebruik voor een steen, die aan de eene zijde den vorm van een twee-, aan de andere van een vierpunt heeft, (Leviticus-Polak, Diamantbew., Aanh.), zoodat die naam misschien een vervanging is van een woord samengest. uit deux en quatre.Bredero 2, 106: „Alle drie Koningen stuurde zy ons een moye Duevekater"; Boeken oogen: „We stuurden met Kersttijd altijd een groote deuvekater na de peten” ; Fokke Sim ons, Boert. Reis 2, 304: „De duivekater! ja ! .. dat is al eene heele malle historie."