Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Wambuis

betekenis & definitie

in de volkstaal ook wammes, hetzelfde kleedingstuk als buis (zie o. d. w.); vroeger ook andere vormen: Valentijn, O.-Indië: wambais; Hooft, N. Hist. 311: „Zijn wambaswrong gevult met paardshair”.

Het is ontleend aan ofra. gambais, mlat. wambasium, Wambosium, dat zelf weder een afleidsel is van ’t germ. wamba, mnl. wambe = buik, dus buikbekleeding. Vgl. fornuis, vroeger forneis. Iemand op zijn wammes geven of komen — een pak slaag geven, vgl. op zijn baadje, falie, tabbert enz. geven. Iemand naar 't witte wammes (wambuis) brengen, iemand voor den schout brengen; ontleend aan den naam van een herberg in Amsterdam, waar de schout zat, en o.a. ook componeerde (schikte, koopmaakte, de straf liet afkoopen), misschien ook in gijzeling hield. Asselijn, Melchior Baron Ossekop 32: „Breng ons in ’t witte wammes, myn heer, we meugen zien”; Langendijk 4, 301: „Daar zitten twee dienders in myn slee te wachten naar jou. Die hebben order dat men je in het witte wambus brengen zou”. Zie ook De Roever, Uit onze Amstelstad.