Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Kadin

betekenis & definitie

ook kedin, uit ’t barg. ~ goed, in orde, prettig, sjiek; in eig. barg. ook = veilig; volgens Voorzanger-Polak, Joodsch in Ned. 168 eig. = volgens recht, uit hebr. din, rechterlijke uitspraak, regel, voorschrift. Brusse, Boefje 160: „Een kedin klein schorempie”.

Koster Henke, Boeventaal 29: „De val is niet kadin = de gelegenheid is niet veilig”; Querido, Jordaan 236: „De onverschilligste schooiers uit de Gang . . . vonden de streek . . . tegenover den motlap kedin”.