Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Jeu, ju

betekenis & definitie

vleechnat, uit fra. jus, lat. jus, gen. juris; scrt. yusha — bouillon; daar de stam van dit woord de bet. vereenigen, binden en mengen gehad heeft, kan het dus een zijn met lat. jus — recht. De uitspraak met eu zou kunnen ontstaan zijn onder invloed van het woord jeugd, vroeger, en in Z.-Ned. nog, ook = de kracht, het pit ergens uit en als zoodanig ook = vleeschnat.

Hondius, Moufe-schans 505 : „De jeught wel afgesoden, Van de Loigne (= nierstuk) van een Calf”; in Corn.-Vervliet, Antw. Idioticon: „Gestolde jeugd”. Het woord ver ju, dat vroeger ook in ’t nl. voorkwam, is het fra. oerjus uit vert jus, vruchtensap, oorspronkelijk alleen het sap van onrijpe rozijnen. Koockboeck, a°. 1599, bl. 55; „Neemt... Amandelen... met broode .. ende witten Gingber .. . dit suldy door doen met verjuys, off t’ sap van Appelen van Araengien door eenen stromijn (zeef)”.