Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Kanunnik

betekenis & definitie

eig. persoon, die een canon (zie dat woord) of stel van regels volgt, uit het mlat. canonicus. Nu = koor-, dom- of atiftsheeren, wereldlijke geestelijken, die deel uitmaken van den raad van den bisschop, of die een prove of prebende bezitten; dit zijn seculiere kanunniken, indien zij afzonderlijk leven; wonen zij te zamen als kloosterlingen, dan zijn het reguliere k. (die naar regels leven); zij zitten in het gestoelte in het hoogkoor (het koor rondom het altaar).

Van dit woord komen : Kanunnikenbank, meestal fraai bewerkte vaste banken in het hoog- of priesterkoor; en ook het domheerschap.