doordraaier, nathals, uitgaander; eig. dweil aan een stok, op de schepen gebruikt; zoo gebruikt men het woord dweil (uit dwegel van dwaen = wasschen) ook, doch meer voor vrouwen, meisjes van slordige leefwijze: ’t is een dweil van een meid. Zwabberen gebruikt men ook voor handelen, doen als een zwabber, een zwabber zijn; en daarvan: aan den zwabber zijn — aan den rol zijn.
Zwabber heeft ook wel de bet. landlooper, zwerver.