binden, eig. de vleugels binden, dus van vogels, dan overdrachtelijk. Daghregister v.
Batavia 1,282: „Alwaer de voorseyde caffers my vleugelden en bonden” (1626); Vondel 3,358: „Wat nogal brengtghe dus geknevelt en gevleugeltP” ; 8, 307: „De handen op den rugh, en arm aen arm gevleugelt.”