Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Deftig

betekenis & definitie

had vroeger behalve de bet.: van aanzienlijken stand, en dit door manieren en voorkomen toonend, en van: plechtig, afgemeten, vormelijk, ook nog vele andere schakeeringen. o. a.: verstandig, bezadigd, zedig, ingetogen, plechtig, statig, ernstig, zinrijk, edel, verheven, degelijk, deugdelijk, aanzienlijk, gewichtig, belangrijk; ’t is ontleend aan ndd. deftig, verwant met eng. deft, ags. gedefe en gedaefte, deflic = passend, go. gadaban, = passen, gebeuren. Eenige voorbeelden van bij ons nu ongewone beteekenissen volgen : Cats 1, 319a: Hoe menig seldsaem hooft. . . Is door een deftig wijf gehouden in den bant; 2, 117 b: „Een deftig schrift”; 2, 564 b „Syn swackheyt af te gaen en die te konnen decken, Is vry een deftig werck”; De Brune Wetsteen I, III: „Gelijk als de vrouwen... in schielike voorvallen zeer goed en deftig zijn”; Van B r a g h t, Martelaersspiegel 2. 111c: „Deftige exempelen van liefde”; Chomel, Alg.

Woordenb. (1778) 276 b: „Deeze zalf is zeer deftig.”