Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Aas (kaartspel)

betekenis & definitie

de één, o.a. bij het kaartspel of op den dobbelsteen; mnl. aes, uit ofra. ais, lat. as of assis = eenheid. Bekend is de Bijbel van deusaes (deuxaas), naar het als kantteekening in dien bijbel (Emden, 1562) voorkomende rijmpje: „Deus aes (de laagste standen) en heeft niet, Six cinq (de hoogste standen) en geeft niet.

Maer Quater dry (de middenstanden) die helpen vry. (Kil., Verdam., N. Wdb.) Bij het biljardspel voor: No. 1, en ook voor den speler, die No. 1 is, b.v. Beets, C. Obscura, blz. 45: „Wie van de heeren heeft het aas?” en blz. 46: „Aas acquit, twee speelt.” Ook de eenheid van het oude gewicht: 1 ons = 20 engels, 1 engels = 32 azen. Gr. Placaatb. 9, 846 b (1 766) : „Daar de goede [Rijksdaalders] weegen moeten agtien Engels en agt Azen ruym.” Wolff en Deken, Blank. 1, 49: „Op een half aasje bepalen.” Men gebruikt het woord ook om een zeer kleine hoeveelheid aan te duiden: „als hij maar een aasje moed heeft”; vooral bij ontkenning: ,,’t kan me geen aasje schelen.”