Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Elf en dertigst (Op zijn)

betekenis & definitie

langzaam, omslachtig, op zijn gemak; ontleend aan de weverij, eigenlijk: geweven met een kam, waardoor 11 en 30, of 41, gangen elk van 100 draden gaan, dus zeer fijn. Loquela 12, 27: „Een webbe die geweven wordt aan eene keten die geschoren is op elvendertig draden, „door eene elvendertig,” is zeer nauwe” (verg. ook ald. 43 en 66).

Vroeger beteekende het netjes, keurig, b.v. Bredero 2, 41: „Ic selje dat wel opsen elvendartichst klaeren”. Wolf en Deken, Abr. Blankflart 3, 122: „Een losse ruwe knaap, die zo alles op zyn elf-endertigst niet opneemt.” Zie Stoett, in N. en Z. 24, 377.