ook: de —, of een —, een groote omweg; voor een mijl op zeven mijlen, verg. iets derg. in: dat scheelt een slok op een borrel. Het getal zeven gold vroeger voor een heilig getal en komt nog in vele uitdrukkingen voor, waar in ’t algemeen een aantal bedoeld wordt: zevenmijlslaarzen, zeven uur in den wind stinken e.a.; zoo zegt Bredero 2, 162: „Dat souw wel seve luye segghen . . . als zijt wisten”; Poot 1, 169: „Myn brein (stont) ...
In zeven averechtse bochten”; Tuinman, Spreekw. (2, 160) geeft op: „Een dulle hond loopt geen zeven jaar”.