Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Maarschalk

betekenis & definitie

mnl. maerscalc; oorspr. paard en-oppasser, dan ook hoefsmid en paardenarts, dan stalmeester, en in navolging van de Franschen, die uit het germ. het woord als maréchal hadden overgenomen, naam voor den bekleeder van een bepaalden militairen rang, boven dien van generaal. In hofmaarschalk heeft men nog een overblijfsel van de oudere bet. stalmeester, echter gewijzigd in dien zin, dat het opzicht niet over de stallen, maar over de huishouding van den vorst loopt.

Maarschalk is gevormd uit maar (= paard, vgl. merrie) en schalk = dienaar.