glad, slim; verl. deelw. van een ww. wiksen, ontleend aan ’t hgd. Wichsen, met was inwrijven, poetsen, ook overdr. = afrossen.
In dial. ook verschillende beteekenissen, die alle aangeven een uitmunten in iets, ook lichamelijk sterk zijn, en ook ongunstig = slim, sluw. Men zou kunnen denken aan een begripsovergang als in geslepen, beschaafd; 't is ook mogelijk, dat uit de bet, afgerost die kwam van: door alles heen, waartoe zou kunnen dienen als voorbeeld gestreeld, dial. = gewikst, terwijl streden bij Kil. — afrossen. Men zou dan ook doortrapt kunnen bijbrengen, nu = door en door gemeen, bij Vondel = slim (Gijsbrecht vs. 843). De uitspraak gewiekst zou doen denken aan een nieuw overnemen uit het Duitsch, of althans aan invloed van het Duitsch op den Holl. vorm.