van een nu geheel verloren gegaan noozel, boos, kwaad, dat met fra. nuire, lat. nocere wel verwant zal zijn. Uit de bet. niet-slecht kwam die van nog het goed en kwaad niet kennend, onschuldig, eenvoudig, onervaren, niet snugger, in Z.-Ned. zelfs idioot; verg. simpel, en ’t hgd. einfältig.
Het werd ook overdrachtelijk gebruikt: een onnoozel (ook simpel) hoedje, een onnoozel dubbeltje; ook iron. een onnoozele duizend gulden.