Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Bakboord

betekenis & definitie

het boord van een schip, dat men aan de linkerzijde heeft, als men met het gezicht naar den voorsteven staat. Hoewel de afleiding niet geheel zeker is, kan men toch als waarschijnlijk aannemen, dat het gevormd is van boord en bak = rug, eng. back, en in ons achterbaks(ch) (zie ald.) nog over, en beteekende den kant van het schip, dat de stuurman, die aan de rechterzijde (daarom stuurboord genoemd) stuurde, in den rug had.

Stuurboord noemde men ook wel bijboord; vandaar de uitdrukking van bikboord naar bakboord zenden, loopen, ook van bibo naar babo, waarin bikboord wel door de gewone zucht naar klankgelijkheid zal ontstaan zijn uit bijboord (vroeger als bieboord uitgesproken); zoo kreeg men meteen de geliefde opvolging i-a, die in zoo tallooze uitdrukkingen gevonden wordt. In Loquala 10, 37 vlgg. vindt men voorbeelden, hoezeer om dat klankeffect te verkrijgen, de woorden nu nog veranderd voorkomen, en van de reeksen i-a (in 3 woorden ook nog oe of o erbij) vindt men voorbeelden in De Jager, Verscheidenh. 127 vlgg.