Vroeger ook met één I. Uit de bet. van: in een ander land vertoevend (van al, ali, of el, go, alja lat. atius, — anders, ook over in elders, en land, door umlaut lend), kwam die van verbannen, zeer ongelukkig, rampzalig, erg.
De a in de eerste lettergreep vindt men in ouder Hollandsch nog meermalen: Houwaert, Vier Wierste 172: „Gheen allenden noch tyrannien”; v. Ghistale, Ooid. Sendtbr. 143 6: „Hij wert beroyt, dies hy nu met alinde Moet zitten roeyen.”