Definities van Woorden en uitdrukkingen verklaard in de Ensie S
- Santenboetiek
- Schalk
- Schanslooper
- Scharminkel
- Schavot
- Schellak, lak
- Schellen (De) vallen hem van de oogen
- Schepen
- Schering en inslag (’t Is)
- Scheurbuik
- Schibboleth
- Schoorsteen
- Schoorvoetend
- Schopstoel (Op een of den) zitten
- Schot en lot betalen
- Schout
- Schout-bij-nacht
- Schuilevinkje spelen
- Scylla (Van) in Charydis komen, geraken
- Seibel(tje), seibelaar, seibelen
- Seldrement
- Serenade
- Sergeant
- SIab(b)akken
- Sier (Goeden) maken
- Sieraad
- Sik
- Sikker
- Sint Jut(te)mis (Met of op), als de kalveren op het ijs dansen
- Sintfelten
- Sisyphusarbeid (Een)
- Sjako
- Sjamberloe(k)
- Sjappietouwer
- Sjees
- Sjofel
- Sjoof
- Sjouwen
- Slecht
- Sleemiel
- Smeerkanes
- Smoezen
- Smous
- Smousjassen
- Snaar
- Snars (Geen)
- Soebatten
- Spie
- Spinazie
- Spinnekop
- Spitsboef
- Spitsbroeder
- Stadhouder
- Stiefvader, -moeder, -kind
- Stramien
- Stroop
- Suikerei, chicorei