Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Admiraal

betekenis & definitie

mnl. amirael, hoogste rang bij het zeewezen; uit het fra. amiral, vroeger ook admiral, mlat. amiralius, admiralius e. a. vormen; dit weder uit het arabisch amir (;mir, bevelhebber), waarbij de d ingevoegd, waarschijnlijk door de gedachte aan lat. admirari, fra. admirer, zooals de ook voorkomende vorm admirabilis bewijst. Doordat de admiraal de hoogste officier ter zee is (en misschien ook door bijgedachte aan admirer?) gebruikte men schertsend dezen naam ook voor een „haantje de voorste”, een „heer”; ook wel voor vrouwen (Bredero: „Al seggen de luy dat het puyckje en ’t ammeraeltje is van de buurt”, 2, 197), ja zelfs voor voorwerpen.

Door verkeerd begrijpen spelde men in dezen zin het woord ook amouraeltje.Van admiraal werd in navolging van ’t fra. amirauté, gevormd admiraliteit, ook amiraliteit, eig. het bewind en rechtsgebied over zeezaken, doch later ook in ’t bijzonder voor admiraliteitscollege, een van de vijf colleges, die het beheer over de zeezaken voerden, o. a. wat betreft het rechtsgebied, de monstering en betaling der zeelieden, het heffen en beheeren der convooien en licenten. Bij Duyck, Journ. 3, 346 vindt men het woord in den merkwaardigen vorm Almiraliteyten genoemd : „opstellen van . . . almiraliteyten geboden en verboden.”