Definities van Zuidnederlands Woordenboek in de Ensie F
- faas
- fabrikeren
- façade
- faciliteiten
- facteur (fakteur)
- factuur (faktuur)
- faculteit
- faience
- faire-part
- falievouwer
- faling
- fameus
- familiaal
- familie
- fanionploeg
- fanionspeler
- farce
- farceur
- farde
- farmaciekast
- fatsoen
- favoris
- feesteling
- feesten
- fel
- ferm
- fermette
- feuter
- fezelen
- fiche
- fiduciaire
- fier
- fijfel
- fijn
- fijne
- fikfakken
- fiks
- filet
- finaliteit
- finisseur
- fis (fits)
- fiscaal (fiskaal)
- fiscalisatie
- fit (fuite)
- fixe
- flambeeuw (flambeel)
- flamingant
- flat
- flateren
- fleps
- flerecijn
- fleren (fledderen)
- fles
- fleuris (fleurus, floris)
- flierefluiten
- flierefluiter
- flik
- flink
- flip
- floche
- flodderen
- floer (floers)
- fluit
- fluitenier
- fluks
- fluwijn
- foef
- foefelen (foffelen)
- foert
- fond
- fondant
- fondatie (fundatie)
- fonoplaat
- foor
- foorkramer
- foorwagen
- forfait
- form (forme)
- fors (force)
- forsig
- fout
- foyer
- frak
- francofonie (frankofonie)
- francofoon (frankofoon)
- frangipane
- frank
- Frans
- fransdol
- franskiljon
- frazelen
- freezer
- frein
- fret (freet)
- fretten (freten)
- fricassee (frikassee)
- frigo
- frigorist
- frikadel (frikandel)
- frikandon (fricandon)
