I. Steenmarter.
De boer vond ’s morgens het hoenderkot volledig uitgemoord. Een fis, een fluwijn, neen, die konden het niet gedaan hebben, TEIRLINCK 1952, 1, 178.
In hagen en heesters ritst en roeft nu al het kleine nachtvolk van dassen en egels, van hazen en konijnen, fluwijnen en wezels, CLAES 1976, 43.
De steenmarter [Martes foina], ook fluwijn of huismarter genoemd, komt nog wel voor maar de boommarter [Martes martes] is vrijwel verdwenen, JANSSENS 1977, 61.
II. (Kussen)sloop.
De Dulle-van-den-Ast ligt in het diepe bed onder een bijna zwarte sargie. Geen lakens, maar een wit fluwijn, TEIRLINCK 1952, 2, 54.
10% korting! op alle bedgarnituren - lakens - fluwijnen, Annoncenblad p. 2.
Ook o.a.: Gent 12/8/1976. Westkust 19/8/1976, p. 9. Boom 26/5/1978.