Voort, donder op, pak je weg; - veelal om een verwensing uit te drukken: verrek!
- Zie verder de aanh. voor de versch. gebruiksmogelijkheden.
Hij vraagt met een zeer zachte stem wie de vader is van dat kind. Daarop heft zij haar schouders, en zet een pruilmond, en zegt foert, TEIRLINCK 1952, 1, 158.
De wereld is groot. Overal is plaats. Overal legt zij zich neer. De rest, foert. Heeft hij gemoord dan heeft hij gemoord, hij mag ook haar vermoorden. Foert, zij gaat mee, WALSCHAP 1963, 315.
Voor mijn opzoekingen kom ik in musea en universiteiten, in mijn overall.... Als ze mij zo niet willen ontvangen, zeg ik: foert, Volksmacht 27/8/1976.
Een dikke maand geleden heeft hij foert gezegd tot alle kantoorverplichtingen om nog alleen reizen naar Joegoslavië te organizeren, Gentenaar 11/4/1977.