Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

frigo

betekenis & definitie

Koelkast, ijskast; ook: koelhuis. Inbouwovens, platen, frigo’s, Koerier (ed.

Hasselt) 18/8/1976, p. 16.Tijdelijk: frigo’s - diepvriezers - vaatwasmachines, enz. licht beschadigd door transport, Westkust 26/8/1976, p. 7.

Met man en macht werden uit de winkelruimte de elektrische apparaten weggesleept. Langs achteren evenwel ging het grootste deel van de inboedel frigo’s, radio’s, huishoudelijk materiaal - in de vlammen op, Gazet v. Antw. 12/7/1977.

Kolomkast voor inbouw frigo met eiken bekleding, Gentenaar 14/4/1977.

Uitverkoop diepvriezers, frigo’s en dampkappen aan inkoopprijs, Klokske 27/4/1978.

- Iets in de frigo steken, stoppen e.d., opschorten, een tijdje onbesproken laten; ook: iets zit (of steekt) in de frigo.

Bij het einde van de vorige regering Tindemans stak het dossier nog in de ministeriële frigo, Gentenaar 26/7/1977.

Sam.: bewaarfrigo; - frigoboter, koelhuisboter; frigo-combiné, combinatie van koel- en vrieskast; frigo-diepvries; frigo-diepvriezer; frigo-doos, stapeldoos voor het opbergen van vleeswaren in een koelkast; frigokast, koelkast; frigotas, koeltas; frigotoog, toonbank met koelinrichting.

< >