Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

frikadel (frikandel)

betekenis & definitie

Gebraden gehaktbal.

Spruiten met worst; gestompte savooien met worst of fricadellen, DE RIDDER 1966, 13.

En het gehakt, dat mag bij savooi in om het even welke vorm opgediend: als frikandon of frikadellen, als blindevinken of sosijsjes, BOON 1972, 84.

Ook o.a.: Westkust 19/8/1976, p. 8.

Opm.: In de standaardt. wel in de bet.: gebraden worstje van gehakt vlees.

Sam.: frikadellenbuurt, (vero.?) achterbuurt; frikadellenkoek, hetz. als frikandon (zie ald.) (Boom 26/5/1978).

< >