Mooiprater, pluimstrijker.
’t Was... de grootste lifleffer van de meester, een falievouwer van eerste klas, en eigenlijk de domste uil die in de school zat, CLAES 1955, 33.
Als die falievouwer van het enregistrement in de herberg was zou ze ekspres heure arm op zijn schouder geleid hebben om mij te judassen, CLAES 1960, 9.