Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

foorkramer

betekenis & definitie

Pers. die de kermissen afreist met kramen, attracties enz.; kermisreiziger; in ’t mv. bep.: kermisvolk.

Op openbare marktpleinen worstelde ik met brallende foorkramers die de toeschouwers uitdaagden en overwon ze al spelend, GIJSEN 1966, 59.

Nooit hebben ze ons zien staan, vroeger niet toen ik jong was, want mijn vader was maar een foorkramer, Vrouw en Wereld maart 1975, p. 23.

Vrijdag 22 april is het andermaal jaarmarkt te Ekeren. Om 18 u. wordt aan een delegatie van de foorkramers... een receptie aangeboden, Gazet v. Antw. 21/4/1977.