Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

farceur

betekenis & definitie

Grappenmaker, grapjas.

«De verloofde van mijn nichtje is aan de IJzer gesneuveld en het kind is zodanig aan het kwijnen gegaan, dat ik haar naar een sanatorium heb moeten sturen». Toen ik dit nieuws mijn moeder mededeelde, lachte zij hartelijk. «Wat een farceur die Pelgrijn! Dit sanatorium is noch min noch meer: de Gentse Universiteit», BRULEZ 1950, 114.

Brizard lag op de zijde. Hij was in ’t gras gevallen.... «Farceur», zei de heer Brulot terwijl hij zich bukte, want hij wilde er niet inlopen en had nog een flauwe hoop dat het misschien maar een grap was, vooral omdat Brizard een gezicht trok alsof hij zijn best deed om niet te lachen. Maar het was geen grap, want nu zag men dat er bloed uit zijn mond kwam, ELSSCHOT 1960, 28.