Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

flodderen

betekenis & definitie

1. Liefkozend vertroetelen; flikflooien, flemen.

Zij bekloeg er zich over dat ik altijd zo bedaard en burgerlijk was, zo koel en vormelijk, dat ik nooit met haar ‘flodderde’, LEBEAU 1962, 139.

2. Fladderen, met de gedachte aan wulpsheid e.d. Daar Trezeke altijd rond me bleef flodderen gaf ik heur voor de derde keer onverwachts een kus, CLAES 1960, 16.

Afl.: flodderaar, -ster.

< >