BOVEN, voorz., zich hooger dan iets anders bevindend de zon is boven den horizon; de hemel boven onze hoofden; de naam staat boven de deur; de hand boven de oogen houden;
— (fig.) iemand de hand boven ’t hoofd houden, beschermen;
— (fig.) hij is boven de wolken, buitengewoon blij;
— hij woont boven een meubelmaker, op eene bovenverdieping van een huis in welks benedenverdieping een meubelmaker woont;
— de dorpstoren steekt boven de boomen uit, komt met zijne spits hooger dan de boomen;
— (fig.) hij steekt boven zijne medeleerlingen uit, overtreft hen in kennis of aanleg;
— zijne stem klonk boven het rumoer uit, klonk luider dan het rumoer;
— ’t daglicht schijnt nog boven *t lamplicht uit, overtreft het nog in kracht;
— 't ligt boven zijn bereik, hooger dan hij kan reiken;
— boven zijne macht werken, hooger dan de schouders, (ook) meer doen dan men kan;
— dat gaat boven ons begrip, verstand, we kunnen het niet begrijpen;
— het werk is boven mijn lof verheven, zoo uitstekend dat het mijn lof niet behoeft;
— hij is boven alle verdenking, hem kan men in ’t geheel niet verdenken;
— hij groeit mij boven ’t hoofd, (ook over), wordt langer dan ik, (ook) gaat mij in kennis, invloed overtreffen;
— hooger in rang een majoor staat boven een kapitein;
— (ook) hooger in aanzien, roem, waarde een groot denker staat voor mij boven een krijgsheld;
— hij staat verre boven zijne tijdgenooten;
— wat gaat boven moedermin ?, wat is meer waard ?;
— niets gaat boven een onbevlekten naam, niets is meer waard;
— eene bepaalde maat, hoeveelheid te boven gaande, meer dan de rekening komt boven de honderd gulden;
— onder de 9 of boven de 12, bij het dobbelen; kinderen boven de drie jaar;
— zij is boven de jaren en zal wel niet meer trouwen, zij is ouder dan den leeftijd waarop men gewoonlijk trouwt;
— niet boven de raming, begrooting gaan, niet meer uitgeven dan geraamd is:
— *t schip is boven 80° breedte gekomen, verder naar de pooI dan den 80sten breedtegraad;
— dat is boven verwachting geslaagd, beter dan men had kunnen verwachten;
— Christendom boven geloofsverdeeldheid, daar boven verheven;
— boven zijn stand gekleed gaan;
— boven bidden en denken, beter, meer dan men eenigszins kon hopen;
— nog bij ’t geen genoemd wordt: hij maakt nog wél duizend gulden boven zijn jaarlijksch inkomen;
— boven de gewone getalsterkte, meer dan het gewone getal;
— (als versterking verbonden met behalve) hij verdient grof geldmet den handel, boven en behalve dat zijne vrouw ook nog aardig wat inbrengt;
— boven water komen, aan de oppervlakte van het water; (fig.) weer te voorschijn komen; na een paar dagen rondgeboemeld te hebben, is hij eindelijk weer boven water gekomen;
— (fig.) ’t hoofd boven water houden, een strijd tegen moeilijke omstandigheden volhouden, er niet in ondergaan;
— de plantendeelen boven den grond, boven de oppervlakte van den grond uitstekend;
— de plantjes komen al boven den grond;
— het lijk staat nog boven aarde, is nog niet begraven;
— hij is boven zijn bier, boven zijn theewater, min of meer dronken;
— (kaartsp.) hij is boven Jan, heeft het gevorderd aantal punten behaald; (bij uitbr.) hij heeft de moeilijkheden overwonnen, is waar hij wezen wil;
—(gymn.) zich boven de macht zetten, maken dat men met naar beneden gestrekte armen met de handen op rek of ringen steunt;
— onder en boven de wet zijn, zich om geene wetten, voorschriften behoeven te bekreunen;
— wonder boven wonder uitroep om aan te duiden, dat men iets een zeer groot wonder vindt;
— (gew.) boven de hand gooien, gooien met naar boven gerichten arm;
— (handel) vijf percent terra boven ’t honderd, vijf van honderd en vijf;
— zooveel graden boven ’t vriespunt;
— de effecten staan boven pari, de koers is hooger dan 100;
— aan een gedeelte der rivier, dichter bij den oorsprong Bingen ligt boven Bonn; de Rijn verdeelt zich even boven Arnhem;
— boven den wind, aan de zijde waar de wind vandaan komt;
— (zeew.) boven zijn koers liggen, den voorsteven meer naar den wind gericht;
— Noord-Holland boven ’t IJ, benoorden het IJ;
—
— bw., op eene hooger gelegen plaats de moeilijke bestijging werd beloond: boven was 'i uitzicht verrukkelijk; de luchtreizigers zagen, dat boven de zon scheen, terwijl het beneden regende; boven in de kast;
— (in ’t bijzonder) op eene bovenverdieping: woon je boven of beneden ? de meid is boven; kom maar boven; even naar boven gaan;
— (gew.) de woonkamers eener boerderij, ook op den beganen grond;
— (zeew.) boven blijven, op dek;
—een jongen naar boven sturen, in het tuig, in den mast;
— (Oostind.) naar boven gaan, naar de bovenlanden, de bergstreken;
— iem. bovenlaten, toestaan naar boven te komen;
— hij moet boven komen, voor Burgemeester en Wethouders verschijnen;
— in het voorafgaande (van een geschrift) boven is aangetoond, dat de oude opvatting onjuist was;
— zie boven, vergelijk boven, zie, vergelijk het reeds gezegde;
— Oranje boven (verkorting van) Oranje ga boven alles, krijge of behoude de overhand;
— (door een voorzetsel voorafgegaan) naar boven, naar een hooger gelegen punt gericht of gaande: het oog, het hart naar boven;
— de luchtballon ging naar boven, steeg op;
— van boven, van een hooger gelegen punt naar beneden gericht of komende iets van boven bekijken;
— alle zegen komt van boven, van den hemel;
— van boven af, met het hoogste beginnende kaarten van boven af wegnemen;
— eene maatschappelijke hervorming moet van boven af beginnen, van de hoogste standen te beginnen;
— iemand of iets te boven gaan, boven iets gaan, overtreffen Vondel gaat zijne tijdgenooten ver te boven; dat gaat ons klein verstand te boven;
— te boven komen, met goed gevolg doorstaan, overwinnen eene ziekte, verliezen, bezwaren, moeilijkheden te boven komen; ook de moeilijkheden te boven zijn;
— (door een voortzetsel gevolgd) geeft eenvoudig te kennen, dat een betrekkelijk hoog gelegen punt wordt ingenomen (de bet. van ’t volgende voorzetsel blijft ongewijzigd): hij zat boven op het huis, boven in den mast; de prijzen hingen boven aan den mast (vgl. de samenstellingen); (schertsend) hij zat boven op een paard, (van iemand gezegd die ’t rijden niet gewoon is).