Gepubliceerd op 01-09-2018

Bezwaren

betekenis & definitie

BEZWAREN, (bezwaarde, heeft bezwaard), zwaar maken, beladen de veiligheidsklep met gewichten bezwaren; eene brug met gewicht bezwaren, om sterkte en doorbuiging te onderzoeken;

— een huis bezwaren, hypotheek op een huis nemen;
— die spijs bezwaart mijne maag, kan ik moeilijk verteren;
— (fig.) zijn geweten is met de misdaad bezwaard, hij heeft die begaan;
— ik gevoel mij over die handeling bezwaard, gevoel gemoedsbezwaren;
— met een bezwaard hart ging hij heen, bang te moede;
— ik wil hem niet bezwaren, van iets beschuldigen, verdenkingen te zijnen opzichte uitspreken;
— zich bezwaard achten, door een vonnis zich verongelijkt achten;
— dat bezwaart mij te veel, dat is te lastig, te duur voor mij;
— zich bezwaren over iets, zich beklagen hij heeft zich daarover bij mij bezwaard. BEZWARING, v. het bezwaren.