Overtreffen - (overtrof, heeft overtroffen), te boven gaan, beter, fraaier, grooter enz. zijn dan een ander of iets anders;
— uitblinken, (iem.) voorbijstreven: iem. overtreffen in lengte, kracht, schoonheid, kennis;
— hij heeft zichzelf overtroffen, hij heeft het beter gedaan, dan men verwacht had.