Gepubliceerd op 24-02-2020

Rust

betekenis & definitie

Het begrip rust heeft 3 verschillende betekenissen:

1. rust - rust - v. bewegingloosheid; het blijven van eenig lichaam op dezelfde plaats; gij kunt geen oogenblik in rust blijven, gij beweegt u voortdurend ;
— niets is er in volstrekte rust, alle rust is betrekkelijk ;
— commando : plaats rust!; rust commandeeren ;
— de duinen zijn tot rust gekomen, verstuiven niet meer;
— ophouden met werken : een weinig rust nemen; de rust is zoet na den arbeid ; de geest heeft rust noodig ;
— rust roest, zie ROEST;
kalmte, gerustheid : de rust van 't geweten', niets verstoort de rust van mijn slaap; de stille rust van 't land ;
stilte, vrede : rust noch duur kunnen vinden; in rust en vrede leven, ongemoeid, door niemand lastig gevallen;
laat mij met rust; hij kan niemand met rust laten; de rust van den Staat verstoren; het land is in volkomen rust;
— slaap : zich ter ruste begeven, naar bed gaan, gaan slapen ; rust nemen ; hij is in diepe rust, hij slaapt vast; de zieke heeft rust noodig, stilte, kalmte en slaap ; de eeuwige rust, de dood; hij is reeds in ruste, hij is reeds gestorven ;
— (muz.) pauze: een kwart rust, zoolang eene kwartnoot duurt; twee, drie maten rust;
— steunpunt van een hefboom, inz. aan het slot van een schietgeweer : de haan staat in de rust; den molen in rust zetten, zoodat hij niet meer draaien kan.

2. rust - rust - v. (-en), (zeew.) zware planken die, in hare breedte vlak liggende, aan het buitenboord ter hoogte van het bovendek bevestigd zijn; ze dienen om aan de masten meer steun te geven.

3. rust - rust - v. (plantk. gew.) bitterzoet.