Van Dale 1898 Groot woordenboek der Nederlandsche taal Gepubliceerd op 27-09-2018 Mij betekenis & definitie Mij pers. vnw. enk. 3e en 4e nv. van ik: hij had het mij gegeven; ik heb mij gebrand. Gerelateerd Betekenis van Mij Synoniemen van Mij Spreekwoorden met Mij Lukraak woord