Gepubliceerd op 24-02-2020

Slapen

betekenis & definitie

Het begrip slapen heeft 2 verschillende betekenissen:

1. slapen - SLAPEN - (sliep, heeft geslapen), in slaap zijn: rustig, vast, diep slapen;
hij slaapt als een os, als eene roos, zeer vast;
— den slaap des rechtvaardigen slapen, zeer rustig slapen ;
— voorgoed gaan slapen, sterven :
— gaan slapen, zich te bed, ter ruste begeven ; (spr.) een gat in den dag slapen, langer slapen dan men behoort te doen, zeer laat opstaan ;
— zich dom slapen, zóóveel slapen, dat eindelijk de geest verstompt;
— bij iem. slapen, iemands bedgenoot zijn, (ook) in iemands huis den nacht doorbrengen ;
— bij eene vrouw slapen, haar bekennen, vleeschelijke gemeenschap met haar hebben;
— onder den blooten hemel, op straat slapen, geen onderkomen hebben ;
— over (op) iets slapen, den nacht laten voorbijgaan, alvorens een besluit te nemen ;
— hij zit altijd maar te slapen, suf en doelloos voor zich uit te staren;
— verdooven (van ledematen); mijn voet slaapt;
— de marmotten slapen den geheelen winter, hebben hun winterslaap ;
— (in het dominospel) er slapen twee zessen, zijn niet in handen, zijn niet in het spel, liggen op stok.

2. slapen - SLAPEN - o. de slaap ; het in-, uitslapen.



Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.