Gepubliceerd op 01-09-2018

Blijven

betekenis & definitie

BLIJVEN, (bleef, is gebleven), (zelfst. en koppelwerkw. ) zekeren toestand behouden, niet van plaats, tijd, enz. veranderen de lucht blijft bewolkt, daarom blijven we thuis; ik blijf uw trouwe vriend; gij gaat, ik blijf;

— voortgaan met: ik blijf werken, blijf aan mijn werk;
— achterwege blijven, niet geschieden, niet komen;
— staan blijven, steken blijven, niet kunnen voortgaan (met eene rede, een arbeid);
— goed blijven, niet bederven, (ook) niet kwaad worden;
— gezond blijven, niet ziek worden;
— sterven, sneuvelen hij is op zee gebleven; op het slagveld blijven;
— op de plaats dood blijven, plotseling sterven;
— stranden, vergaan dat schip is op den Banjaard gebleven;
— in zijn geheel blijven, zich niet verdeelen, niet verdeeld worden;
— daarbij blijft het, dat is besloten, (ook) men gaat niet verder;
— bij zijn woord blijven, zich houden aan hetgeen afgesproken is;
— waar blijft gij toch ? hoe komt gij zoo laat ?;
— als men persoonlijke redenen laat wegen, waar blijft dan de billijkheid ? dan is de billijkheid ver te zoeken;
— waar blijft ge nu met uwe bewijzen ? uwe bewijzen zijn volmaakt weerlegd, (ook) kom nu eens op met uwe bewijzen;
— twee van zeven blijft vijf, blijft over;
— waar zijn wij gebleven ? hoe ver kwamen wij (met eene leesles, met de studie enz.);
— bij iets blijven. bij iets volharden;
— blijven doet beklijven, volharding brengt gewin;
— laat dat maar blijven, laat dat maar achterwege;
— ik laat het er niet bij blijven, ik zal de zaak voor het gerecht, voor eene hoogere autoriteit brengen, berust er niet in;
— bij zijn stuk blijven, niet van zijne stelling afwijken, niets toegeven;
— blijf mij van het lijf, hoor raak mij niet aan (bedreiging).



Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.