Gepubliceerd op 14-03-2020

Blad

betekenis & definitie

Het begrip blad heeft 2 verschillende betekenissen:

1. blad - BLAD, o. (-eren, -ers, -en, of blaren), (plantk.) min of meer schijfvormige organen aan takken en stengels van plakten, dienend om vocht uit te wasemen en koolzuur uit de lucht op te nemen, onderscheiden naar de plaats in: wortel- en stengel-, steun- en schut-, kelk- en kroon-, meel- en vruchtbladeren, enz., naar den vorm in ronde, langwerpige, ovale, driehoekige, ruitvormige bladeren, hart-, spatel-, draad-, naald-, borstel-, priemvormige bladeren, enz., naar den rund: gaafrandige, gezaagde, ingesneden, gekantelde, getande bladeren, enz.;
— enkelvoudige en samengestelde bladeren, met ééne of meer bladschijven; de bladeren van kool, salade, enz.;
— (spr.) hij is omgedraaid, veranderd als een bad op een boom, hij is geheel van zienswijze, van gedrag veranderd;
— (spr.) geen blad voor den mond nemen, rondborstig, openhartig spreken;
— theeblaren; de bladeren vallen van de boomen, het wordt herfst, (ook) van iem. gezegd die niet goed bij zijn verstand is; tabak in bladen, nog niet verwerkt; twaalf blaadjes rooken, eene zeer los gestopte pijp tabak, die men vlug uitrookt;
— wandelend blad, Indische vunder (phyllium) die met toegeslagen vleugels op een blad gelijkt. Blaadje, o. (-s). Bladertjes, zie aldaar.

2. blad - BLAD, o. (-en), benaming van onderscheidene platte voorwerpen, of deelen ervan het blad van eene bijl, eene lans. een riem, eene zaagblad van een anker, platte driehoekige uiteinden der armen, ook vaak hand genoemd;
— blad van eene schroef, vleugel;
— het blad van een sleutel, de baard:
— het blad van een hamer, de kruin;
— de bladen van eene schaar, de wangen;
— de bladen der kaardmachines, het beslag;
— eene versterking van den arend van een beitel;
— (Z. A.) geef me je blad, je hand (schertsend door kleurlingen gezegd )
— (Zuidn.) tong: zijn blad is niet verbrand of bevroren, hij kan goed praten; een vuil blad, een vuiltong, (ook) een kwaadspreker; het blad van eene tafel, het vlakke bovengedeelte;
— eene tafel met twee losse bladen; insteekblad;
— bladen of platen mahoniehout;
— goud in bladen, bladgoud; theeblad, schenkblad; zie SCHOUDERBLAD;
stuk papier van onbepaalde grootte: een beschreven, een bedrukt blad; een blad muziek;
— van het blad zingen (spelen), op het eerste gezicht zingen, zonder zich voorbereid te hebben;
twee bladzijden in een boek de bladen van dit boek gaan los;
vel een boek van 100 bladen;
— een op geregelde tijden verschijnend geschrift waarin het nieuws van den dag wordt meegedeeld en besproken of onderwerpen op een of ander wetenschappelijk of industrieel gebied betrekking hebbende, worden behandeld dag-, week-, maandblad; ochtend avondblad; nieuwsblad; de groote, de buitenlandsche bladen;
wat zeggen de bladen ervan, wat staat er van in de courant; de bladen melden; in de bladen lezen wij, dat...; een blad uitgeven. Blaadje, o. (-s), zie aldaar.