Gepubliceerd op 27-09-2018

Muziek

betekenis & definitie

Muziek v. toonkunst, zangkunst: onderwijs in de muziek geven; zich op de muziek toeleggen;

— voortbrengselen der toonkunst: de muziek van Mozart; Duitsche, Italiaansche muziek;
uitvoering van muziekstukken: ik hoor gaarne muziek; iem. met muziek ontvangen;
— muziek maken, musiceeren;
— (fig.) met muziek, flink, met glorie: met muziek zakken, slagen voor een examen; hij heeft het spel met muziek gewonnen, verloren;
— zonder muziek, eenvoudig weg;
— geschreven of gedrukte muziekstukken : ik heb mijn muziek thuis laten liggen; muziek verkoopen; de muziek ronddeelen;
— zij die muziek maken, de muzikanten: de muziek zat in de zijkamer; de lichten gaan uit en de muziek gaat naar binnen;
— (fig.) aangenaam geluid, liefelijke tonen: uren lang kon hij zitten luisteren naar de muziek der zee.

< >