of Buonaparte. Naam der corsicaansche familie, uit welke de fransche keizerdynastie is voortgesproten.
De naam B. werd in de middeleeuwen gedragen of aangenomen door verschillende familiën in Italië, die zich hadden onderscheiden door getrouwheid aan een of andere zaak die zij voor de oede (Bona pars) hielden. Van een dezer, die er Cadolinges uit Lombarbije, schijnt de corsicaansche, hierbedoelde familie af te stammen. Zij splitste zich, waarschijnlijk omstreeks het begin der 11de eeuw, in twee liniën; de eene daarvan stierf in 1447 uit ; de andere vestigde zich te Florence, leverde enkele merkwaardige personen op, als Jacopo en Niccoló (zie boven), en splitste zich op haar beurt in de Bonapartes van San-Miniato, welke linie in 1799 uitstierf, en in de Bonapartes van Sarzano, waartoe de familie van Napoleon I behoort; in de 16de eeuw ging een der leden van laatstbedoelde linie naar Corsica, vestigde zich te Ajaccio, diende met zijn eerstvolgende nakomelingen de zaak der republiek Genua, en verkreeg daarvoor, evenals van den hertog van Toscane, brieven van adeldom. In den aanvang der 18(le eeuw werd de familie vertegenwoordigd door de drie broeders Lucien Bonaparte, aartsdeken, Napoléon Bonaparte, kinderloos gestorven, en de grootvader van keizer Napoléon, Carlo Maria Bonaparte, gehuwd met Maria Laetitia Ramolino, (Napoléons ouders); deze laatsten hadden 13 kinderen, waarvan o jong stierven (Zie benedenop de cijfers en letters van het volgende overzicht)I. Joseph, gehuwd met Julie Marie Clary ; kinderen :
a. Zeuaide,
b. Charlotte.
II. Napoleon I, gehuwd met Joséphine de Boauharnais, daarna met Marie Luise van Oostenrijk;
zoon uit het tweede huwelijk: Napoleon dl , hertog van Reichstadt (voor dezen tak zie Napoléon).
lIl, Lucien, gehuwd met Christine Boyer; kinderen:
a Charlotte,
b Christine;
ten tweede male gehuwd met Alexandrine de Rleschamp, kinderen:
a. Charles,
b. Laetitia,
c. Jeanne,
d. Paul,
e Louis,
f. Pierre,
g. Antoine,
h, Marie,
i. Constance;
IV. Marie Anne (Elisa), gehuwd met vorst Bacciocchi;
V. Louis, (Lodewijk), koning van Holland, gehuwd met Hortense de Beauharnais; kinderen:
a. Charles,
b Napoléon,
c. Louis Napoléon (Napoléon III);
VI. Carlotta (Marie Pauline), gehuwd met generaal Leclerc, daarna met Camillo, vorst van Borghese;
VII. Annunciata (Caroline) gehuwd met Murat;
VIII. Jérome (Hieronymus), gehuwd met Elizabeth Patterson;
zoon: Jérôme Bonaparte Patterson;
ten tweede male gehuwd met Catharine van Württemberg; kinderen:
a. Jérôme,
b Mathilde,
c. Napoléon;
ten derde male gehuwd met Guistina markiezin Baldelli.
Carlo Maria B., vader van Napoléon I, geb. 29 Maart 1746 te Ajaccio, genoot een zorgvuldige opvoeding, studeerde te Pisa in de rechten, huwde in Maart 1764 met Maria Laetitia Ramolino, nam deel aan den door Paoli geleiden corsicaanschen opstand tegen het fransch gezag (1769), onderwierp zich echter weldra, en overleed 24 Febr. 1785 te Montpellier, werwaarts hij zich had begeven om een geneeskundige omtrent zijn maagkwaal te consulteeren.
Maria Laetitia Ramolino, echtgenoote des vorigen, geb. 24 Aug. 1750, huwde op 14-jarigen leeftijd met Carlo B., en bleef, na den dood haars echtgenoots, met 8 kinderen en zeer bekrompen middelen achter, moest, toen het eiland Corsica zich in 1793 onder britsche heerschappij stelde, wegens haar franschgezindheid Corsica verlaten, begaf zich naar Marseille, leefde hier een drietal jaren in zeer armelijke omstandigheden, en vestigde zich in 1796 te Parijs; gedurende het keizerschap haars zoons voerde zij den titel van Madame Mère, had een paleis, een hofhouding, doch bleef niettemin de eenvoudige vrouw van voorheen; na Waterloo vestigde zij zich te Rome, en overl. 2 Febr. 1836.
I. Joseph B., oudste broeder van Napoléon I, geb. te Corte, op Corsica, 7 Jan. 1768, studeerde aan het college te Autun, ging als advokaat naar Corsica terug (1788), en moest dit eiland bij den opstand onder Paoli verlaten; zijn familie naar Marseille vergezellende, Louis Gabriel Ambroise, vicomte de Bonald, huwde hij hier 1 Aug. 1794 met Julie Clary, dochter van een rijk koopman; het voorspoedig geluk zijns broeders begon aldra de geheele familie, en allereerst Joseph, ten goede te komen, en spoedig begon hij een politieke rol te spelen, werd belast met een zending naar Corsica (1796-97), was ambassadeur te Rome en lid der Vijf Honderd; gedurende zijn s broeders tocht naar Egypte leefde hij teruggetrokken, verscheen na 18 brumaire weer ten tooneele, en leidde de onderhandelingen die het verdrag van Lunéville (9 Febr. 1801), het concordaat van Juli 1801 en den vrede van Amiens (27 Maart 1802) voorafgingen. Napoléon benoemde hem daarop eerstens tot voorloopig erfgenaam der kroon van Frankrijk, vervolgens tot souverein van Napels (1806-08), daarna van Spanje (1808—13); zijn besluiteloos en zwak karakter, zijn genotzucht, en een bij een heerscher onbestaanbare sentimenteele menschlievendheid maakten hem weinig geschikt voorde hooge functiën, die zijn eerzucht hem had doen aanvaarden en zoeken; toen de keer in het lot zijns broeders hem dwong het Pyreneesohe schiereiland te verlaten, ontving hij te Parijs den post van luitenant-generaal des keizerrijks; als zoodanig leidde hij 30 Maart 1814 de verdediging der fransche hoofdstad de laatste daad in zijn openbaar leven. Tijdens de restauratie hield hij zich op in de Yereer.igde Staten, onder den naam graat de Survilliers In 1841 kreeg hij van den groothertog van Toscane vergunning zich te Florence te vestigen, in welke stad hij 28 Juli 1844 stierf.
Zijn gemalin, Julie Marie Clary, geb. 26 Dec. 1777, schoonzuster van Bernadotte, was een eenvoudige begaafde vrouw, van onbesproken levenswandel, en zou meer dan haar echtgenoot berekend zijn geweest om haar hooge positie met waardigheid te voeren; als koningin bleef zij slechts enkele weken te Napels, zij vergezelde haar gemaal niet naar Spanje, om gezondheidsredenen later ook niet naar Amerika; zij hield zich eenigen tijd te Frankfurt op, later te Brussel, vestigde zich eindelijk te Florence, en stierf aldaar 7 April 1845. Uit haar echt werden twee dochters geboren.
a. Zenaïde Charlotte Julio, geb. te Parijs, 8 Juli 1801, in 1832 gehuwd met Charles, zoon van Lncien B. (zie onder 3), moeder van een talrijke familie, overl. 8 Aug. 1854 te Napels ;
b. Charlotte Napoléone, geb. te Parijs, 31 Oct. 1802, in 1831 gehuwd met Napoléon Louis, tweeden zoon van koning Bodewijk van Holland (zie onder 5), overl. 3 Maart 1839 te Sarzane.
II. Napoléon B., zie Napoléon.
III. Lucien B„ prins van Canino (titel hem door paus Pius VII geschonken), geb. te Ajaccio, 21 Maart 1775, studeerde te Autun, Brienne en Aix, keerde naar Corsica terug, werd een der warmste revolutionaire partijgangers, brak echter met Paoli, moest toen vluchten, voegde zich te Marseille bij zijn familie, en huwde in deze stad in 1794, werd in 1798 lid der Vijf-Honderd, voegde zich bij de constitutioneele oppositie, bestreed de handelingen van het Directoire, deed zijn broeder in Egypte inlichtingen omtrent den kritieken toestand in Frankrijk toekomen, en verbond zich zonder Napoloéns terugkeer af te wachten met Talleyrand en Sieyès tot het voorbereiden van den staatsgreep; op het beslissend oogenblik (18 brumaire) legde hij een groote mate van vastberadenheid en doörtastendheid aan den dag, waardoor hij aan de eene zijde de besluiteloosheid van Napoléon Bonaparte Zelf en aan de andere zijde den tegenstand van den raad der Vijf-Honderd waarvan hij president was, overwon, zoodat hij alzoo als de eigenlijke held van dien dag is te beschouwen: als belooning voor zijn houding kreeg hij eerst de portefeuille van binnenland, later de ambassade te Madrid; hij keerde Febr. 1802 uit Spanje terug, in het bezit van een groot vermogen, dat hem in staat stelde zijn onafhankelijkheid te hernemen; hij vestigde zich in 1804 te Rome, als gewoon burger, en brak geheel met zijn broeder, Napoléon, met wien hij reeds lang op gespannen voet leefde, en wiens plannen hij, weduwnaar geworden, gedwarsboomd had, door zonder diens formeele toestemming met Alexandrine de Bleschamp te huwen. Op reis naar de Vereenigde Staten werd hij in 1810 op zee door de Engelschen gevangen genomen en te Thorngrow geïnterneerd; in 1814, na Napoléons eersten val, in vrijheid gesteld, bevond hij zich te Rome, snelde zijn broeder na diens vlucht van Élba te hulp, diende hem na Waterloo, als de eenige die licht zag in den voor de Bonapartes donkeren toestand, van goeden raad, kon den gevallen keizer echter niet tot handelend optreden in den door hem aangewezen weg bewegen, werd na de troonsbestijging van Lodewijk XVIII andermaal geïnterneerd, kreeg in 1830 de vrijheid, doorzwierf Europa, en overleed 29 Juni 1840 te Viterbo; hij was na Napoléon de begaafdste der Bonapartes, niet minder eerzuchtig dan Napoléon zelf, en van een bijzonder onafhankelijk, vrijmoedig karacter. Hij was voorts geen onverdienstelijk oudheidkenner, schrijver en dichter; hij schreef o. a. een roman, La trïbu indienne (1799), en twee heldendichten: Charlemagne ow VEglise délivree (1814), en La Cyrneïde ow la Corso sauve'e (1819), meest allen tegen zijn broeder gericht; van zijn Mémoir,s verscheen in 1836 een stuk dat tot het jaar Vil der republiek loopt;zijn weduwe gaf in 1845 een tweede gedeelte, dat over 18 brumaire handelt, en overste Jung eerst in 1882 het slot in het licht. Lucien was vader van een talrijke familie; hij was twee malen gehuwd; de eerste maal met:
A. Christine Eleonore Boyer, een burgerdochter uit Saint-Maximin, overl. 14 Mei 1801; bij haar had hij twee kinderen:
a. Charlotte, geb. 13 Mei 1796,27 Dec. 1815 te Rome gehuwd met vorst Mario Gabrielli (overl. 18 Sept. 1841) uit welk huwelijk een zoon en drie dochters geboren werden; in 1842 hertrouwde zij te Rome met een geneesheer, Centamori geheeten; zij stierf 8 Mei 1865 te Parijs; Christine Egypte, geb. 19 Oct. 1791 te Parijs; in 1811 gehuwd met lord Dudley art; zij overl. 19 Mei 1847 te Rome;
B. In 1803 hertrouwde Lucien met de schoone, doch niet bijzonder te goeder naam bekend staande weduwe van den wisselagent Jouberthon, Alexandrine Laurence de Bleschamp, geb. 10 April 1771 te Galais, overl. 12 Juli 1855 te Sinigaglia: om dit huwelijk, waarmede hij Napoléon, die hem aan een prinses van Etryrië wilde uithuwelijken, dwarsboomde, werd als hij niet meer tot de keizerlijke familie behoorende beschouwd, en met zijn nakomelingen van de opvolging uitgesloten; uit dezen echt werden negen kinderen geboren:
a. Charles Lucien Jules Laurent B., prins van Canino en Musignano, geb. 24 Mei 1803 te Parijs, vóór de echtvereeniging der ouders, studeerde aan verschillende ital. hoogescholen, huwde in 1822 te Brussel met zijn nicht Zenaïde (zie onder Ia), begaf zich naar zijn oom in Amerika, wijdde zich aan de natuurwetenschap, schreef een American ornithologie (Philadelphia, 1825), gaf, naar Italië teruggekeerd zijn Sulla seconda edizione del regno animale di Cuiner (Bologna 1830), zijn Saggio di una distribuzione metodica degli animale vertebrati (Rome 1831), en zijn Iconografia della' Fauna italica (1833) in het licht; hij nam voorts een werkzaam aandeel aan de liberaalnationale beweging in zijn vaderland, en aanvaardde een zetel in het voorloopig bestuui, dat zich na de vlucht van den raus naar Gaëte (Nov. 1848) van het gezag meester maakte, was het volgend jaar (Jan —Juni) lid der kamer, en moest na de bezetting van Rome het land verlaten: hij keerde geheel tot zijn studiën terug, schreef nog Conspectus sgstem. mastoznologiae, ornithologiae etc. (Leiden 1850), en Conspectus generum avium (1857—57), en overleed 29 Juli 1857 te Parijs. Hij had twaalf kinderen gehad, waarvan echter slechts acht hem overleefden, nl.:
1. Joseph Lucien Charles Napoléon, prins van Canino, geb. te Philadelphia, 31 Jan. 1824, in de politiek heftig tegenstander zijns vaders, overl. te Rome, 2 Sept. 1865;
2. Lucien Louis Joseph Napoléon, geb. te Rome, 15 Nov. 1828, trad in 1853 in den geestelijken stand, werd in 1868 kardinaal, en overleed te Rome, 1895;
3. Julie Charlotte Zénaïde Laetitia Désirée Bartholomée, geb. te Rome, 6 Juni 1830, huwde in 1848 met Alessandro markies del Gallo-Roccagiovine;
4. Charlotte Honorine Joséphine, geb. te Rome, 4 Mrt. 1832, gehuwd in 1848 met graaf Peter Primoli, die in 1883 overleed;
5. Marie Désirée Eugénie Joséphine Philomène, geb. 18 Mrt. 1835, gehuwd in 1851 met graaf Paul Campello; zij overl. in Aug 1890.
6. Auguste Amélie Maximilienne Jacqueline, geb, 9 Nov. 1836 te Rome, gehuwd in 1856 met haar neef, prins Placido Gabrielli;
7. Napoléon Charles Grégoire Jacques Philippe, geb. te Rome, 5 Febr. 1839, gehuwd in 1859 met prinses Maria Christina Ruspoli, trad in franschen dienst, streed in Algiers en Mexico, nam in den rang van bataljon-chef deel aan den fransch-duitschen oorlog, onderscheidde zich bij Gravelotte, werd officier van het legioen van eer, en geraakte met Bazaine’s leger te Metz krijgsgevangen, vergezelde na den oorlog eerst Napoleon III in zijn ballingschap en vestigde zich later in zijn geboorteplaats, wraar hij teruggetrokken leefde tot zijn dood, 12 Febr. 1899; hij hield zich steeds angstvallig buiten de politiek; in 1881 zocht Jules Amigues hem vruchteloos te betrekken in een campagne, ten doel hebbende de aanspraken op het keizerschap van de linie, vertegenwoordigd door Jéröme Napoleon, over te brengen op de linie-Lucien, wTaarvan hij de eenige en laatste mannelijke vertegenwoordiger in de rechte linie was; hij liet twee dochters na; de oudste huwde met graal Gotti, luitenant bij het ital. leger; de jongste met den hertog van Elchingen, prins der Moscova; de villa Polina te Rome, nabij de Porta Pia, w^aar hij overleed, is een geschenk van Napoléon I aan diens broeder Lucien, en bevat een geheele verzameling familie-souvenirs, historische stukken en kunstwerken, die voor een goed deel aan zijn jongste dochter verviel.
8. Bathilde Aloyse Léonie, geb. 26 Nov. 1840, gehuwd in 1856 met graaf Cambacérès; zij overl. 4 Juni 1861.
b. Laetitia B., tweede kind uit het tweede huwelijk van Lucien B., geb. 1 Dec. 1804, huwde met den engelschen diplomaat Thomas Wyse, een Ier van geboorte (overl. 15 April 1862 als britsch gezant te Athene), die zich echter wegens haar opspraak verwekkenden levenswandel van haar liet scheiden: zij bevrijdde haar krankzinnigen zoon Alfred uit een krankzinnigengesticht te Naney, werwaarts de vader hem had laten brengen, een daad, die door d’Arlincourt in den roman Le Pèlerin (1843) wordt behandeld; zij overl. te Florenc, 15 Maart 1871; een harer dochters, achtereenvolgens echtgenoot van De Solms, van den ital. staatsman Rattazzi en van De Rutte, heeft zich als romanschrijfster eenigen naarn verworven.
c. Jeanne B., geb. 22 Juli 1807 te Rome, huwde in 1827 met den markies Onarati of Honoratie, en overl. in 1828, te Jesi bij Ancona, eene dochter, Clelia, achterlatend; Jeanne B. was een zeer schoone, beminnelijke en talentvolle vrouw; haar moeder gaf na haar dood een bundel harer gedichten, getiteld: Inspirazioni d’affetto die una giovine musa in het licht.
d. Paul Marie B., geb. 1808 te Rome, nam in 1827 deel aan den griekschen vrijheidsoorlog, en betoonde als onder-kommandant op het fregat Hellas grooten moed; toen Cochrane einde Dec. 1827 in de haven van Nauplia twee turksche schepen wilde aantasten, doodde B. zich zelven bij ongeluk met een pistoolschot bij het nazien van zijn wapens.
e. Louis Lucien B., geb. 4 Jan. 1813 te Thorngrove in Engeland, verwierf zich als schrijver van taalkundige werken een goeden naam, schreef een Specimen lexici comparativi omnium linguarum Europaearum (Florence, 1847), ging, toen de Fransche Republiek in 1848 de verbanning der familie Bonaparte had opgeheven, naar Frankrijk, werd deputé voor Corsica der Assemblee constituante, en députó voor het departement Seine der Assemblee législative, kreeg na den tweeden December een zetel in den Senaat, den titel van prins en dien van altesse impériale (keizerlijke hoogheid), keerde echter tot zijn taalstudie terug, vestigde zich na 4 Sept. 1870 te Londen, en overleed 3 Nov. 1891 te Fana in Italië; sinds 7832 was hij gehuwd met Marianne Cecchi, overl. 17 Mrt. 1891.
f. Pierre Napoléon B., geb. 11 Oct. 1815, te Rome, nam in 1831 deel aan den opstand in de Romagna, werd daarom te Livorno 6 maanden gevangen gezet, ging daarop naar Amerika, streed daar onder Santander en Bolivar, keerde naar Europa terug, en woonde eenigen tijd met zijn broeder Antoine (zie onder g.) op het familiegoed der prinses van Canino; onder verdenking van revolutionaire bewegingen voor te bereiden, beval paus Gregorius XII beider gevangenneming; Antoine ontkwam, Pierre werd gevat, 29 Sept. 1836 ter dood veroordeeld, en tot verbanning begenadigd; hij ging toen weder naar Amerika, later naar de Ionische eilanden, leefde eenigen tijd in het Luxemburgsche, en kon na de revolutie vau 1848 naar Frankrijk gaan; hier werd hij weldra député voor Corsica der Constituante en der Assemblée législative, en legde als zoodanig democratische beginselen aan den dag; door Napoléon III werd hij met zorg van de Tuileriën verwijderd gehouden, waarop hij zich gaandeweg uit het politieke leven terugtrok; bij het uitbreken van den ital. oorlog van 1859 nam hij daaraan deel, kreeg het bevel over een regiment van het vreemdenlegioen, doch vond geen gelegenheid zich te onderscheiden; in 1869 huwde hij te Brussel met de.dochter van een arbeider, om de twee kinderen, die hij reeds bij haar had, te legitimeeven; hij vestigde zich daarop te Anteuil.10 Jan.1870 verschenen hier ten zijnent de beide redacteurs van Rochefort’s blad „Marseillaise”, de Fonvielle en Victor Noir, om hem rekenschap te vragen omtrent een door hem in een corsicaansch blad geplaatst artikel; de prins geraakte in woede en schootNoir dood, terwijl de Fonvielle zich door de vlucht redde; hij meldde zichzelf bij de justitie aan, stond terecht en werd. na een sensationeel proces, op 27 Mrt. 1870 vrijgesproken, verliet echter op keizerlijk bevel Frankrijk, ging naar Brussel, waar hij tot 1877 verbleef, voorts naar Engeland, keerde eindelijk naar Frankrijk terug, en stierf bijna geheel vergeten, 7 April 1881 te Versailles, in kommervolle omstandigheden. Hij liet twee kinderen na:
Roland Napoléon B., geb. 19 Mei 1858, huwde in 1880 met Marie Blanc (overl. 1 Aug. 1882), dochter van den speelbankpachter van Monte-Carlo, die hem een dochter, Maria, schonk: hij was van 1880—83 luitenant bij een fransch infanterie-regiment, en werd in 1886 krachtens de pretendentenwet van de lijst geschrapt; hij ondernam daarop allerlei reizen; hij schreef: Les habitants de Suriname (1848), Les premiers voyages des Néerlandais dans VInsulinde (1885), Notcs on the Lapps of Finmark (1886), Le fleuvc Augwsta (1887) enz.
Jeanne B., geb. 1861 te Aroal in België, huwde in 1882 met markies Christian de Villeneuve.
g. Antoine B., geb. 31 Oct. 1816 te Frascati, nam in 1836, om de pauselijke 'gendarmerie te ontgaan (zie boven, IIIf) de wijk naar Amerika, verscheen in 1848 in Frankrijk, werd in 1849 vertegenwoordiger voor het departement Yonne in de Assemblée législatief, kreeg na den 2,i,’n December den titel van prins, en leefde meest teruggetrokken ; hij overl. 28 Mrt. 1877 te Florence.
h. Alexandrine Marie B., geb. 12 Oct. 1818, huwde in 1836 met graaf Vincenzo Valentino van Canino (overl. Juli 1858), schonk deze twee zoons en een dochter, en overl. 20 Aug. 1874.
i. Constance B, gebr 30 Jan. 1823 te Bologna, overl. 5 Sept. 1876 als abdis van het klooster van het Heilig Hart te Rome.
De zonen van Lucien B. kregen in Dec. 1852 den titel van prins der keizerlijke familie, bleven echter van de troonopvolging uitgesloten.
IV. Marie Anna B,, later Elisa geheeten; prinses van Lucca en van Piombino, groothertogin van Toscane, zuster van Napoléon I, geb. te Ajaccio, 3 Jan 1777, werd te Saint-Cyr opgevoerd, voegde zich in 1793 te Marseille bij haar familie, en huwde tot groote ontevredenheid haars broeders in 1797 met een corsicaanschen kapitein, Felice Bacciocchi; tijdens het Consulaat woonde deze hoogbegaafde vrouw te Parijs, en maakte van hare salons een plaats van samenkomst der eerste beroemdheden in kunst en wetenschap; het haar in 1805 door Napoléon toegewezen gebied, Lucca en Piombono, enz., bestuurde zij met veel beleid en energie; na Napoléons val moest zij Italië verlaten; zij begaf zich toen naar Oostenrijk, en overl. 6 Aug. 1820 op haar villa Vicentina bij Aquileja; haar echtgenoot Felice Pasquale Bacciocchi, prins van Lucca, Piombino, enz., geb. 18 Mei 1762 te Ajaccio, trad reeds vroeg in het fransche leger, streed onder Napoléon I in Italië, klom na zijn, eerst door Napoléon ten sterksteafgekeurd, huwelijk met Elisa snel op, werd in 1804 divisie-generaal, senator, groot-officier van het legioen van eer enz.; na den dood van Elisa, wier lotgevallen hij voorts deelde, woonde hij te Bologna in een door hem gerestaureerd paleis, en overl. 27 April 1841. Zijn zonen, Napoleone en Federigo stierven voor hem, 1811 en 1833. Zijn belangrijk vermogen kwam aan zijn dochter Napoléone Elisa Bachiocchi; deze, geb. 3 Juni 1806, overl. 3 Febr. 1869, huwde in 1825 met graaf Camerata, liet zich echter in 1830 van hem scheiden. Haar zoon, Napoléon Bacciocchi Camerata, geb. 1826, trad in franschen zeedienst, werd na den staatsgreep van 2 Dec. 1851 secretaris van den staatsraad en eindigde zijn leven door zelfmoord, 3 Maart 1853 te Parijs. Felice Bacciocchi, neef van Elisa, geb. 2 Maart 1803 te Ajaccio, overl. 23 Sept. 1866, speelde als kamerheer (1852), later als intendant-generaal van den schouwburg (1863) aan het hof van Napoléon III een belangrijke rol.
V. Louis (Lodewijk) Bonaparte, koning van Holland, geb te Ajaccio, 2 Sept. 1778, studeerde aan de artillerie-school te Chalons, in Frankrijk, vergezelde zijn broeder Napoléon, naar Italië, voorts naar Egypte, bracht van hier dépêches naar het Directoire over, vertoefde tot 18 brumaire te Parijs, kreeg na dien dag allerlei opdrachten, doorliep nog een aantal militaire rangen, moest in Jan. 1802 op verlangen van Napoléon, echter tegen eigen wenschen in, in het huwelijk treden met Hortense de Beauharnais, dochter van Joséphine (2 Jan. 1802), werd gouverneur van Piemont. daarop kommandant-generaal van Parijs. Toen Schimmelpenninck zijn post van raadpensionaris der Bataafsche republiek wilde nederleggen, werd Lodewijk door Napoléon aangezocht de koningskroon van Holland te aanvaarden, hetgeen hij deed, na vruchteloos te hebben getracht zich op grond van zijn ziekelijkheid en het voor hem gevaarlijke klimaat van dit aanbod te ontslaan (5 Juni 1806); hoewel bekleed met den titel van koning, was hij inderdaad slechts fransch stadhouder, was voor elke daad rekenschap en verantwoording schuldig en gehouden de uit Parijs te ontvangen orders op te volgen; dit alles kwam volstrekt niet met zijn karakter overeen; spoedig bleek duidelijk, dat hij meer het oog gericht had op de belangen van zijn rijk dan op die zijns broeders en dat hij den Hollanders een Hollander zocht te zijn; hij liet zich door Bilderdijk onderwijs geven in hun taal, letterkunde, geschiedenis, volkskarakter, enz., bevorderde den zeehandel en verdedigde deze voorzooverre dit in zijn macht stond tegen het blocus continental (continentaal stelsel), waarmee zijn broeder, met opofferen van eigen onderdanen, Engeland ten onder zocht te brengen, en wees de kroon van Spanje van de hand op grond dat hij zich geheel een Hollander gevoelde en dat wenschte te blijven; hij hield veelal zijn verblijf op het Loo; ook was hij een oogenblik voornemens Assen tot residentie te maken. Zijn inwendig bestuur was voor het overige gekenmerkt door besluiteloosheid en zwakheid, door goede bedoelingen, die echter op geen bepaald plan steunden en tot wier uitwerking hem de noodige wilskracht ontbrak, hetgeen voor een goed deel op rekening van zijn ziekelijkheid wordt gesteld. Over den geheelen duur zijner regeering was hij in conflict met Napoléon, die ten slotte in 1810 een leger onder Oudinot zond, waarop Lodewijk ten behoeve zijns zoons afstand deed van den troon (Juli 1810), en zijn afwezige gemalin tot regentes over zijn minderjarigen opvolger benoemde; Napoléon verklaarde deze beschikkingen echter nietig en lijfde geheel Nederland bij zijn rijk in. Lodewijk begaf zich eerst naar Graz, nam den naam graaf de Saint-Leu aan, leefde een drietal jaren in afzondering, verscheen in 1814 weer te Parijs, trachtte hier zijn broeder nog van dienst te zijn, vestigde zich na diens val te Rome, liet zich van zijn echtgenoote scheiden, wijdde zich aan letterkunde en geschiedenis, deed zich, zwaar ziek zijnde, na de ontvluchting zijns zoons uit de vesting Ham, naar Livorno brengen, om genoemden zoon nog voor zijn sterven te zien, en overl. 25 Juli 1846. Hij schreef: Marie, ow les panes de l’amour (roman, 1808, Parijs, 2de druk, getiteld: Marie, ou les Hollandaises, 1814), Documents historiques et reflexions sur le gouvernement de la Hollande (1820—21); Essai sur la versifieation (Rome 1826), Histoire du parlement anglais (1820); Be'ponse iï Sir Walter Scott sur son histoire de Napoleon (1829), enz. Bij Hortense (zie deze) had hij drie zoons:
1. Napoléon Charles Bonaparte, geb. 10 Oct, 1802 te Parijs, overl. 5 Mrt. 1807 's Gravenh.;
2. Napoléon Louis B., geb. 11 Oct. 1804 te Parijs, na den dood zijns ouderen broeders kroonprins van Holland, door Napoléon 3 Mei 1809 tot groothertog van Kleef en Berg verheven, door zijn vader tot opvolger aangewezen, 10 Nov. 1825 gehuwd met Charlotte, dochter zijns ooms Joseph (zie op 1), hield zich langen tijd in Zwitserland op, vestigde zich later te Florence, nam met zijn jongeren broeder in 1830—31 deel aan de beweging in Opper-Italië, en stierf 17 Mrt. 1831 te Forli, volgens sommigen aan de mazelen, volgens anderen aan zijn wonden; hij liet geen kinderen na;
3. Charles Louis Napoléon B., later keizer Napoléon III (zie deze); zijn 'zoon, Eugène Louis Jean Joseph, prince impérial, geb. te Parijs, 1856, nam op 14-jarigen leeftijd deel aan den fransch-duitschen oorlog, woonde den slag bij Saarbrücken bij, en ging op de eerste wisseling der krijgskansen naar de keizerin, in Engeland, voltooide te Woolwich zijn studiën (1872—75), nam na den dood zijns vaders (9 Jan. 1873) onder voogdijschap van den gewezen minister Rouher de leiding der bonapartistische partij, sloot zich, begeerig naar krijgsroem, aan bij de engelsche expeditie naar Zoeloeland, en werd tijdens deze op een verkenningstocht gedood, 1879.
VI. Carlotta, later Marie Pauline geheoten, tweede zuster van Napoléon I, geb. 20 Oct. 1780 te Ajaccio, woonde met haar moeder en familie te Marseille, huwde in 1801 met generaal Leclerc, dien zij naar San-Domingo volgde en in alle gevaren getrouw ter zijde stond, trad na zijn dood in het huwelijk met prins Camillo Filippo Ludovico Borghese (zie Borghese), 28 Aug.1803, legde jegens haars broeders gemalin, de keizerin, een diepen afkeer aan den dag, moest diensvolgens hethofverlaten, leefde, gescheiden van haar echtgenoot, te Rome, deelde de ballingschap haars broeders op Elba, bewerkte zijn verzoening zich na den tweeden val van Napoléon te Florence en overleed hier 9 Juni 1825.
VII. Annunciata (later Marie Annonciade Caroline) Bonaparte, derde zuster van Napoléon I, koningin van Napels, geb. te Ajaccio, 25 Mrt. 1782, woonde eerst bij haar familie op Corsica, te Marseille, Parijs en Saint-Germain, huwde 20 Jan 1800 met Joachim Murat (zie Murat), betoonde zich als koningin een vrouw vol geestkracht, van een onbuigzaam karakter en zeer geneigd tot een loszinnig leven, bewoog haar echtgenoot zich Annuxciata (Marie met Oostenrijk tegen AnnunciadeCarolise) Napoléon te verbinden, een stap die hem zijn rijk en zijn leven kostte, leefde later als gravin Lipona op de villa Campo Marzo bij Triest, en overleed 18 Mei 1839 te Florence.
VIII. Jerimie (Hieronymus) Bonaparte, jongste broeder van Napoléon I, koning van Westfalen, maarschalk van Frankrijk, geb. te Ajaccio, 15 Nov. 1784, bracht zijn jeugd door op Corsica en te Marseille, studeerde daarna aan het college te Juilly, dat hij na 18 brumaire verliet, om, na een korten tijd bij de garde te hebben gediend, bij de marine in dienst te treden, nam deel aan de expeditie naar San-Domingo, moest in 1803 om aan eenige engelsche kruisers te ontkomen op noord-amerikaansch gebied aan wal gaan, huwde hier 24 Dec. 1803 met' Elisabeth Patterson. dochter van een koopman te Baltimore, keerde in 1805 naar Frankrijk terug, liet zich hier volgens Napoléons eisch van zijn vrouw scheiden, werd vice-admiraal, kreeg den titel van prince francais, volbracht een roemvollen tocht in de Middell. zee en naar de Antillen, voerde in de pruisische en poolsche oorlogen zijns broeders van 1806—07 een korps duitsche hulptroepen aan, kreeg bij den vrede van Tilsitt de kroon van het nieuw opgerichte koninkrijk Westfalen (18 Aug. 1807), werd 1 Jan. 1808 te Cassel gehuldigd, verkreeg de hand van prinses Catharina van Württemberg, en gaf zich, het regeeren van het voor hem opgerichte koninkrijk aan de door zijn broeder toegezonden administrateurs overlatende, geheel aan zijn genotzucht en prachtlievendheid over; bekend is zijn: Morgen wieder lustik! (morgen weer vroolijk op), het eenige wat hij in het duitsch zeggen kon (zie ook Westfalen, koninkrijk). In Napoléons oorlog van 1809 voerde hij het bevel over een legerkorps. in 1812 kommandeerde hij den linkervleugel van het groote leger, doch betoonde zooveel onachtzaamheid, dat Napoléon hem 14 Juli 1812 het kommando ontnam. De slag bij Leipzig maakte aan zijn koningschap en aan zijn koninkrijk een einde; de laatste dagen van zijn regeering had hij zich ten nutte gemaakt om voor zich zooveel mogelijk kostbaarheden enz. in veiligheid te brengen; na den vrede van Parijs van 1814 verliet hij Frankrijk, hield zich eerst eenigen tijd in Zwitserland op, daarna als graaf Hartz te Triest, begaf zich na Napoléons terugkeer van Elba eerst naar Murat’s hoofdkwartier, hierop tegen het einde van Mei met zijn moeder en kardinaal Fesch naar Frankrijk, werd nog door Napoléon tot pair verheven, streed met veel persoonlijken moed bij Ligny en Waterloo, verliet 27 Juni 1815 Parijs, ging naar Zwitserland, voorts naar zijn gemalin te Ellwangen, kreeg van zijn schoonvader den titel van graaf van Montfort (1816), hield zich hier en daar in Oostenrijk, Zwitserland en Italië op, kreeg in 1847 vergunning naar Frankrijk terug te komen, bevond zich tijdens de Februarirevolutie te Parijs, en werd 23 Dec. 1848 tot gouverneur der Invaliden en 1 Jan. 1850 tot maarschalk van Frankrijk benoemd: na de troonsbestijging van Napoléon III tot eventueele opvolger met den titel van fransch prins van den bloede verheven, hertrouwde (morganatisch) hij in 1853 met de marquise Guistine Baldelli, een florentijnsche, en overleed 24 Juni 1860 te Villegenis, niet ver van Parijs.
Zijn eerste echtgenoote, Elizabeth Patterson, begaf zich, nadat haar huwelijk in April 1805 ontbonden, was eerst naar Engeland, later naar Amerika en overleed 4 April 1879 te Philadelphia. Haar zoon uit dit huwelijk, Jérôme Bonaparte—Patterson, geboren eenigo weken na de ontbinding des huwelijks, te Camberwell in Engeland, 7 Juli 1805, studeerde aan de Harvard-universiteit te Cambridge (Vereenigde Staten) in de rechten, en huwde in 1829 te Baltimore met Susan Mary Williams; hij bezocht enkele malen Frankrijk, en trok daar door zijn sprekende gelijkenis met Napoléon in bijzondere mate de aandacht; hij was een der aanzienlijkste grondeigenaren van den noord-amerikaanschen staat Maryland: hij overl. 1 Juni 1870 te Baltimore.
Jérôme’s tweede echtgenoote (sinds 12 Aug. 1807) was Frederike Katharine Sophie Dorothea, dochter van koning Friedrich I van Württemberg, geb. 21 Febr. 1783; toen haar vader na Waterloo stappen deed om het huwelijk ontbonden te krijgen, schreef zij hem een brief, waarin zij verklaarde haar echtgenoot niet te zullen verlaten; zij overleed 28 Nov. 1835 te Lausanne. Hare kinderen waren :
a. Jérôme Napoléon Charles Bonaparte, prins van Montfort, geb. 24 Aug. 1814 te Graz, overl. 12 Mei 1847, als overste in Württembergschen dienst;
b. Mathilde Laetitia Wilhelmine Bonaparte, geb. 27 Mei 1820 te Triest, huwde in 1840 met Anatol Demidow, prins van San Donato, van wien zij zich in 1845 liet scheiden; zij vestigde zich daarop te Parijs, werd bij de troonsbestijging van Napoléon III onder de keizerlijke familie opgenomen, kreeg den titel hoogheid, zou in 1871 in het geheim met den schilder Paupelin in het huwelijk zijn getreden (Almanach de Gotha 1879), en bleef na den val van het tweede keizerrijk te Parijs vertoeven.
c. Napoléon Joseph Charles Paul Bonaparte, meer bekend onder den naam Plon-Plon of prins Napoléon, geb. 9 Sept. 1822 te Triest, studeerde te Genève, werd in 1848 lid der Constituante en in 1849 gezant te Madrid; op de reis derwaarts hield hij te Bordeaux een rede, waarin hij de politiek der regeering reactionair noemde en bestreed en verliet, toen hij deswege ’n berisping ontving, zonder vergunning zijn post te Madrid, zoodat hij uit zijn ambt werd ontzet; niettemin bleef hij met zijn familie op goeden voet, verkreeg bij dekreet van 18 Dec. 1852 tegelijk met zijn vader den titel van prins van Frankrijk, nam in 1854 deel aan den Krimoorlog, werd in 1855 tot directeur-generaal der tentoonstelling van industrie te Parijs benoemd, kreeg in 1858 het bestuur over Algerië, legde dezen post, afkeerig van het militaire schrikbewind in dat land, reeds binnen een jaar neder, huwde 30 Jan. 1859 met de oudste dochter van koning Emanuel II van Sardinië, nam deel aan den italiaanschen oorlog, zocht zijn schoonvader vóór het uitbreken van den fransch-duitschen oorlog vruchteloos tot een alliantie met Frankrijk te bewegen, hield zich gedurende genoemden oorlog in Italië op, en keerde in Oct. 1872 naar Frankrijk terug, doch moest dit land op bevel van president Thiers reeds 12 Oct. weer verlaten; in Mei 1876 werd hij te Ajaccio bji een tusschentijdsche verkiezing tot député gekozen, nam zitting bij de uiterste linkerzijde, en werd bij de verkiezingen van Oct. 1877 niet herkozen: de dood van Louis Napoléon, zoon van Napoléon III, maakte hem tot hoofd van het huis der Bonapartes; hij hield zich eerst rustig en verklaarde openlijk, dat hij den republikeinschen regceringsvorm als de meest gewenschte beschouwde, deed echter bij Gambetta’s dood zijn manifest van 16 Jan. 1883 verspreiden, waarin hij de misslagen der republiek breed uitmeet en er aan herinnert dat de Bonapartes steeds naar ware volkssouvereiniteit streefden; hij werd daarop gevangengezet, echter vrijgesproken. In 1884 verliet zijn zoon Victor openlijk zijn zijde. Volgens de pretendentenwet van 23 Juni 1886 moest hij Frankrijk verlaten, ging naar Genève, was in 1890 de ziel van het Boulangisme, zag zijn laatste hoop op restauratie der Bonapartes bij de nederlaag dier beweging verdwijnen, en overl. 18 Mrt. 1891 te Rome. Hij had drie kinderen
1. Napoléon Victor Jérôme Frédéric, gezegd prins Victor, geb. 18 Juli 1862 te Parijs, werd door den zoon van Napoléon III bij testament tot naasten erfgenaam der Napoléonsche aanspraken benoemd, werd echter door de Bonapartisten, die besloten aan zijn vader vast te houden, niet erkend, brak in 1881 openlijk met zijn vader, werd door een deel der Bonapartisten onder leiding van Gassagnac als pretendent erkend, moest ingevolge de pretendentenwet in 1886 Frankrijk verlaten, vestigde zich te Brussel, en geldt sinds den dood zijns vaders als de eenige drager der aan spraken van het geslacht Napoléon.
2. Napoléon Louis Joseph Jérôme, gezegd prins Louis, tweede zoon van prins Napoléon, geb. 16 Juli 1861 te Meudon, officier bij het russische leger:
3. Marie Laetitia Eugénie Catherine Adélaïde, geb. 20 Dec. 1866, huwde 11 Sept. 1888 met den broeder harer moeder, Amadeus (zie deze, dl. I pag. 316) van Savoie, hertog van Aosta; sinds 1890 is zij weduwe.