genoemd Le père, eigenlijk François le Clerc du Tremblay, fransch capucijn, geb. 4 Nov. 1577 te Parijs, uit ouden rechterlijken adel, diende eerst in 1597 in het leger doch trad, tegen den zin zijner familie, 1599 in de orde der capucijnen, waar hij den naam van père J. ontving en 1613 provinciaal werd van de ordesprovincie Touraine. Na den dood van Hendrik IV kreeg hij politieken invloed aan het hof en werd meer en meer de medewerker van kardinaal Richelieu, met dispensatie van den generaal der orde en van den paus.
Hij vertegenwoordigde Richelieu’s politiek op belangrijke zendingen (1624 naar Rome, 1630 naar Regensburg, enz.); onder diens opperste leiding werd hij de eigenlijke bestuurder van Frankrijks buitenlandsche staatkunde en bewerkte, met 4 andere capucijnen, de geheime zaken voor den kardinaal; hij overtrof zijn meester nog in de keuze der politieke middelen, maar was in zijn hoogste einddoel veel idealer dan gene. Overigens was hij ascetisch, stichtte de nonnenorde van den Calvarieberg en bestreed de gallicaansche partij onder de fransche geestelijkheid. Richelieu bestemde den pater tot zijn politieken opvolger en deed jarenlang moeite om voor hem, de ,,grauwe eminentie” zooals men hem noemde, den kardinaalshoed te verkrijgen, maar paus Urbanus VIII verleende hem dien niet. J. overl. 18 Dec. 1638. De „Gedenkschriften van pater J.”, door Ranke in de Nationale Bibliotheek te Parijs gevonden, zijn niet van hem, maar van Lepré-Balain. Vergel. Fagniez, Le père Joseph et Bichelieu (2 dln., Parijs 1893—94).