Gepubliceerd op 14-03-2021

Tijd

betekenis & definitie

de maat van den duur der handelingen en voorstellingen. Iedere handeling is een hedenj onderscheiden van alle verleden en van alle toekomst. Verleden, heden en toekomst zijn derhalve de drie elementen welke den tijd vormen; zij zijn echter steeds betrekkelijk.

De tijd is een niet te bepalen of te omschrijven begrip; niettemin heeft ieder er een voorstelling van, die echter wat duur, lengte of kortheid betreft, niet standvastig is, maar van de individueele stemming afhangt. Zoo kan een gelijk tijdsbestek den een uitermate lang, den ander zeer kort voorkomen. „De tijd is voor ons de indruk, dien een reeks van gebeurtenissen, van welke wij weten dat zij na elkander zijn voorgevallen, in ons geheugen achterlaat” (Laplace). De tijd wordt gemeten met behulp van zich regelmatig bewegende lichamen (hemellichamen, instrumenten). Het kleinste tijddeel noemt men een oogenblik, moment, de oneindige duur waarin de tijd zich uitstrekt, eeuwigheid. Van beide laat zich geen omvang of duur aangeven. Tusschen deze beide grenzen, oogenblik en eeuwigheid, ligt iedere werkelijke tijdsduur.

De tijd, die er verloopt van den doorgang eener vaste ster door den meridiaan tot aan den volgenden doorgang van dezelfde ster, wordt een dag (sterrendag) geheeten. In dezen tijd, welke in duur steeds volkomen gelijk is, is de aarde eenmaal om haar as gewenteld. Dezen dag heeft men in 24 gelijke deelen gedeeld en ieder zoodanig deel een uur (hora) geheeten; een uur weer in 60 deelen (minuten, van pars minuta prima, eerste verkleinde deel), een minuut weer in 60 deelen (seconden, van pars minuta secunda, tweede verkleinde deel). Het oogenblik, waarop het middelpunt der zon door den meridiaan eener plaats gaat, is voor die plaats de tijd van den waren middag. De tijd, welke er verloopt van den eenen doorgang der zon tot aan den eerstvolgenden doorgang, noemt men een zonnedag, die eveneens in 24 gelijke deelen (uren) wordt verdeeld. Met den opgang der zon begint de natuurlijke dag, terwijl met haar ondergang de nacht aanvangt.

De burgerlijke dag begint te 12 uur des middernachts, wanneer de zon onder den horizon door den meridiaan gaat. In het gewone leven telt men de uren van den burgerlijken dag van 1 tot 12 'uur en begint des middags weder van 1 af. De sterrenkundigen daarentegen beginnen den zonnedag op het oogenblik van den natuurlijken middag, en tellen de uren van 1 tot 24 voort. Daarom stemmen wél de eerste 12 uren van den sterrenkundigen dag met die van den burgerlijken dag overeen, de laatste 12 uren daarentegen vallen op den volgenden burgerlijken dag.De sterrenkundigen bedienen zich bij hunne waarnemingen van bijzondere uurwerken, welke den sterretijd aangeven. Voor het gebruik in het gewone leven is de sterretijd niet geschikt, wijl het aanbreken van den sterredag in den loop van een jaar alle tijden van den burgerlijken dag doorloopt (b.v. 21 Maart des middags, 22 Juni *s morgens 6 uur, 23 Sept. te middernacht, 21 Dec. 6 uur ’s avonds). Dit is een gevolg hiervan, dat sterretijd en zonnetijd niet overeenstemmen. Daar n.l. de aarde niet enkel van ?t westen naar ’t oosten om haar as, maar ook in dezelfde richting om de zon draait, zoo is de tijd tusschen een doorgang der zon door den meridiaan eener | plaats en den naastvolgenden doorgang, d. i. een ware zonnedag, een weinig langer dan ! een sterredag. De zonnedagen zijn niet aan elkander gelijk. De aarde toch beweegt zich | niet gelijkmatig in haar elliptische baan, maar in het perihelium sneller dan in het aphelium, terwijl bovendien de ecliptica ten opzichte van den aequator een hellende ligging heeft.

Het verschil tusschen den langsten en kortsten zonnedag bedraagt nog geen volle minuut, doch de ongelijkheid is, hoewel niet groot, toch groot genoeg om storend te zijn. Regelmatig gaande uurwerken stemmen daarom met ! den loop der zon niet overeen, en zij zouden : om den waren tijd aan te wijzen eiken middag anders gesteld moeten worden. Om dit te vermijden heeft men zich een middelbare zon gedacht, die in het vlak van den aequator, in gelijken tijd met de ware zon, dus in een jaar, gelijkmatig om de aarde loopt, en noemt den tijd, naar den doorgang dezer denk: beeldige zon door den meridiaan bepaald, den middelbaren tijd. Daarnaar richt men zich in burgerlijke zaken; de uurwerken worden naar den middelbaren, niet naar den waren tijd : gesteld. Een middelbare zonnedag is 3 minui ten 56 seconden sterretijd langer dan een I sterredag, dus — 24 uren 3 minuten 56 se! conden sterretijd; en een sterredag = 23 uren 56 minuten 4 seconden middelbaren tijd; 365 middelbare zonnedagen gelijk aan 366 sterredagen. De middelbare zonnetijd, afhankelijk van die denkbeeldige zon, kan met den waren zonnetijd, die door een nauwkeurigen zonnewijzer aangegeven wordt, niet altijd overeenstemmen.

De middelbare zonnedag is nu langer, dan korter dan de ware zonnedag. Het verschil van beide noemen de sterrenkundigen de tijdvereffening. Daar men de uur; werken naar den middelbaren tijd stelt, en ! de waarnemingen der sterrenkundigen den waren tijd aangeven, zoo moet, zal men op alle dagen des jaars den gewonen middelbaren tijd kunnen bepalen, het verschil tusschen ; dezen en den waren tijd bekend zijn. Men vindt dit in afzonderlijke tabellen en ook in sommige almanakken en in sterrenkundige jaar| boeken nauwkeurig opgegeven. Dit verschil | moet men nu eens bij den waren middagtijd 1 optellen, die door den zonnewijzer, of nauwkeuriger door de waarneming van den doorgang van het middelpunt der zon door den meridiaan wordt bepaald, dan weder daarvan aftrekken, ten einde den middelbaren middagtijd van onze burgerlijke uurwerken te ver| krijgen. Vier maal in het jaar valt de middel! bare middag met den waren samen: 15 April, 15 Juni, 1 Sept. en 25 Dec.

Op deze dagen ; is de tijdvereffening —- nul. De grootste ver; schillen hebben plaats 2 Nov. en 11 Febr., wanneer zij ongeveer 1 , uur bedragen. Op 2 'Nov. valt de middelbare middag 16 min. 16 sec. later, op 11 Febr. 14 min. 34 sec. vroeger in dan de ware middag. In den herfst schijnt daarom de voormiddag langer te zijn dan de namiddag; het afnemen der dagen is ■ dan des middags merkbaarder dan des voor! middags. In Febr., tegen het voorjaar, heeft het omgekeerde plaats. Men merkt alsdan het langer worden der dagen meer des avonds dan des morgens.

De op den dag volgende grootere eenheid is de week, een reeks van 7 dagen, in welken tijd ongeveer een van de vier maangestalten invalt. De christenen beginnen de week met den Zondag. De weekdagen hebben hun namen ontleend aan de lichamen, welke naar de oude meening om de aarde draaien: Saturnus, Jupiter, Mars, Zon, Venus, Mercurius en Maan. Naar het gevoelen der sterrenwichelaars (astrologen) beheerschen zij in deze volgorde na elkander de uren van den dag; die, welke in het eerste uur van den dag heerscht, is de hoofdregent van den dag, en deze bekomt naar haar den naam. Daar men eertijds de week met den Zaterdag aanving, en Saturnus als de uiterste planeet het eerste uur van den dag beheerschte, zoo bekwam Zaterdag den naam Saturnusdag (dies Saturni). Derhalve heerscht Saturnus in het 1ste, 8ste, 15de, 22ste uur van den Zaterdag; in het 23ste Jupiter, in het 24ste Mars; in het eerste van den volgenden dag dus de zon, welke dag diensvolgens Zondag heet, enz. Zie ook de artikelen Maand en Jaar.

De beweging der aarde van het westen naar het oosten heeft ten gevolge dat de uurwerken van plaatsen, die oost- of westwaarts van elkander liggen en naar ieders middelbare plaatstijd gesteld zijn, niet overeenstemmen. Bij langzaam reizen in de richting der geogr. lengte (tot 40 a 50 km. per dag) heeft dit niets storends, bij het snelle reizen op spoorwagen, waarbij men in enkele uren zich honderden kilometers verplaatst, is het iets anders. Wanneer een trein uit Amsterdam vertrekt in oostelijke richting, dan zal het dienstuurwrerk, bij den afrit gelijk gezet met den plaatselijken tijd van Amsterdam, bij eiken lengtegraad dien de trein vordert 4 minuten achter raken. Hieruit vloeiden bij de ontwikkeling van het spoorwegwezen allerlei ongerieven voort; de dienstregelingen konden niet met juistheid worden samengesteld, enz.; men gevoelde behoefte aan eenheid in de tijdberekening, aan een normalen tijd. Allereerst koos men hiervoor overal de middelbare tijd van de hoofdstad des lands, later, om meerdere landen in eenzelfden normalen tijd te betrekken, die van den meridiaan van Greenwich (urenzonen-stelsel).