Gepubliceerd op 23-02-2021

Naam

betekenis & definitie

het woord dat aanduidt hoe iemand of iets heet of genoemd wordt ter onderscheiding van iemand of iets anders, (eigennaam, nomen proprium); verd. h. woord dat een reeks wezens of dingen die onderling iets gemeens hebben, van andere afgezondert (gemeene naam, nomen commune). Zoo is bijv.

Rijn een eigennaam en rivier een gemeene naam. De namen der oude Oosterlingen waren menigmaal aan die eener godheid of aan bijzondere omstandigheden vóór of bij bij de geboorte van het kind ontleend: ook werden de namen naar aanleiding van belangrijke gebeurtenissen in het leven veranderd (Abraham, Israël enz.). Bij de Semieten voerden de zonen ook menigmaal den naam des vaders met voorplaatsing van bar of ben, d. i. zoon (Barnabas, Bartholomeus, Benhadad, enz.). Bij de oude Grieken kende men geen geslachtsnamen, slechts enkele priesterfamiliën voerden een gemeenschappelijken naam, b.v. de Eumolpiden. Men was echter gewoon de afkomst door een zoogen. patronymikon (een woordvorm, van den vadernnaam afgeleid) aan te duiden, b.v. Achilles Pelides (zoon van Peleus).

De Romeinen voerden oorspronkelijk ook slechts één naam, maar reeds tijdens de republiek drie, van welke een (nomen) het geslacht (gens) aanduidde, meestal op ius uitgaande, z. a. Fabius, Julius, Tullius; de ander (cognomen) de familienaam was, als: Cicero, Caesar, Scipio; de derde (praenomen), die vooraan geplaatst en gewoonlijk verkort geschreven werd (A., Aulus, M., Marcus), de bijzondere naam van den persoon was; alzoo: Marcus (voornaam) Tullius (geslachtsnaam) Cicero (familienaam). Somtijds werden er nog een of meerdere toenamen (agnomem), die aan beroemde daden herinnerden of ook door adoptie verkregen werden, aan toegevoegd (Africanus, Cunctator enz.). Den zonen werd op den 9den, aan de dochters op den 8sten da,g na de geboorte de naam onder feestelijke plechtigheden gegeven. Bij de Germanen waren er wel geslachtsnamen (Merovingiërs, Agilolfingiërs enz.), maar deze werden niet door afzonderlijke personen gevoerd; de kinderen werden onder getuigen in het water gedompeld, dan gewoonlijk door den broeder der moeder of den grootvader met water overgoten en ontvingen vervolgens één naam, veelal dien van den hoofdgetuige. De namen hadden meestal een of andere beteekenis, z. a.

Gerbald, Garibald van gêr, speer, en bald, koen. Met de invoering van het christendom kwamen ook bijbelsche namen in gebruik. Familienamen werden het eerst, sedert de 12de en 13de eeuw door den adel, sedert de 14de eeuw ook door den burgerstand gevoerd en waren sedert de 16de eeuw algemeen in gebruik. Daar dikwijls velen denzelfden doopnaam hadden, gebruikte men hetzelfde hulpmiddel ter onderscheiding als de Grieken, Hebreën en Arabieren; men drukte bij iemands naam ook den naam zijns vaders uit, bijv. Jan de zoon van Willem of bij verkorting, Jan Willemszoon, dat spoedig verbasterde in Willemsen. Van daar de menigte namen op sen, son, sohn enz. eindigende, die wij bij de Duitschers, Scandinaviërs, Engelschen, Nederlanders en Belgen aantreffen en die thans als geslachtsnamen voorkomen.

Bij de Schotten drukte men zoon door mac, bij de Ieren door o uit, bijv. Mac. Ivor, O Connell; de Engelschen hadden een afzonderlijk woord om buitenechtelijke zoons aan te duiden, namelijk fitz, zoo als Fitz James, d. i. de buitenechtelijke zoon van Jakob. Bij de Spanjaarden vindt men den uitgang ez, die zoon beteekent, zooals Juan Rodriguez, d. i. Jan de zoon van Roderik. De adellijke geslachten, die landen en plaatsen in erfelijk leen verkregen, gebruikten de namen van deze als geslachtsnamen (van Amstel, van Heekeren, van Wassenaar, enz.).

Zoodoende bezat de adel overal vroeger geslachtsnamen, dan de burgerstand, bij welken men ze hier te lande eerst in de 16de eeuw in algemeen gebruik ziet komen. Zij hadden hun oorsprong hetzij • van de geboorteplaatsen, zoo als van Vlaanderen, van Hasselt, of van ambten en bedrijven, zoo als Hoofdman, Smid, Molenaar, of van lichaams- en zielshoedanigheden, zoo als de Lange, de Witte, de Vos; vele geslachtsnamen waren ook oorspronkelijk spoten bijnamen. Volgens het oud-hollandsch recht stond het ieder vrij een anderen geslachtsnaam dan den zijnen aan te nemen of den zijnen te veranderen, wanneer men dit te goeder trouw zonder bedrog en zonder inbreuk op de rechten van anderen deed. Een decreet van 18 Aug. 1811 verplichtte ieder, die op dat tijdstip geen vasten familienaam en voornaam had, dezen binnen een jaar aan te nemen, en be* paalde, dat de namen van steden niet mochten worden aangenomen, en dat de door den vader aangenomen naam door zijn afstammelingen zal worden gevoerd. De termijn, bij dit decreet bepaald, werd verlengd tot 1 Jan. 1814. Een kon. besl. van 8 Nov. 1825 stelde op nieuw een termijn van 6 maanden tot het kiezen van een vasten geslachtsnaam, en verplichtte de ambtenaren van den burgerlijken stand en andere administratieve autoriteiten, om, bij het niet nakomen der vastgestelde bepalingen, daarvan aan de officieren van justitie aangifte te doen.

Gelijkheid van naam kan geen bevoegdheid of recht geven, om op te komen tegen het voeren van den naam door een of meer andere personen. Zie over het geven ook van den geslachtsnaam der moeder aan de kinderen, die uit het huwelijk geboren worden, hetgeen vroeger bij de Portugeesche Israëlieten hier te lande gebruikelijk was, een vertoog in het „Weekblad van het Regt” nr. 1165. Het kind draagt van rechtswege den geslachtsnaam van den echtgenoot der moeder, overeenkomstig de bepaling: Het kind, hetwelk staande ’t huwelijk geboren of verwekt wordt heeft den man tot vader (behalve in het geval dat de echtgenoot de wettigheid van het kind ontkent en de ontkenning is geldig verklaard). Buiten echt geboren en door den vader niet erkende kinderen blijven den geslachtsnaam der moeder dragen. Tegen de wettigheid van het kind kan alleen de echtgenoot der moeder, niet de moeder zelf of een ander opkomen. Geslachtsnamen mogen niet veranderd worden buiten kon. toestemming.

De wijze waarop het veranderen van namen wordt gevraagd en bewilligd, is bij liet Burgerl. Wetboek (artt. 63—69) geregeld. Het verzoek wordt niet toegestaan dan na verloop van een jaar, te rekenen van den dag, waarop dit in de officieele nieuwspapieren zal zijn bekend gemaakt (art. 64). Gedurende dat jaar kunnen belanghebbenden bij een verzoekschrift aan het hoofd van den Staat de gronden doen gelden waarop zij vermeenen zich tegen het verzoek te kunnen verzetten. De acte of het besluit van bewilliging is aan een vast registratierecht van 50 gulden onderworpen. Van de naamsverandering moet aanteekening gedaan worden op den kant der geboorte-acte, huwelijks-acte en geboorte-acte der kinderen.

De naamsverandering zal nimmer kunnen worden aangevoerd tot bewijs van vermaagschapping. Deze laatste bepaling heeft ten doel te verhoeden dat personen, die de bedoelde bewilliging hebben bekomen, de voordeelen zouden genieten, welke uit vermaagschapping ontstaan. Wat de voornamen betreft zoo worden deze tegelijk met de aangifte van geboorte opgegeven door de tot die aangifte bevoegden (nl. de vader van het kind, of bij gebreke van dien, geneesheeren, heelmeesters, mannel. of vrouwel. verloskundigen of andere personen die bij de bevalling tegenwoordig zijn geweest, en, wanneer de moeder buiten haar woning bevallen is, de persoon ten wiens huize zij bevallen is). Het veranderen of bijvoegen van voornamen wordt door de arr. rechtb. bewilligd (art. 68). Hier wordt ’s Konings toestemming niet gevorderd. Daar deze zaak van veel minder belang is dan de verandering van den geslachtsnaam en aangezien derden daarbij nimmer belang kunnen hebben, behoeft het verzoek ook niet door de officieele dagbladen te worden bekend gemaakt.

De gunstige beschikking der rechtbank wordt door den ambtenaar van den burgerlijken stand van de geboorteplaats in de loopende registers ingeschreven en daarvan melding op den kant der geboorte-acte gemaakt. De wet van 11 Germ. an XI (1 April 1803) bepaalde dat geen voornamen in de registers van geboorte mogen worden opgenomen, dan die in de onderscheiden almanakken in gebruik zijn of van bekende personen in de oude geschiedenis. Later is deze bepaling krachtig bestreden en allengs in onbruik geraakt.Hij die, door het bevoegd gezag (een ambtenaar enz.) naar zijn naam gevraagd, een valschen naam opgeeft, wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste 150 gulden (Wetboek van Strafrecht art 435).