SCHUILEN - (schuilde of school, heeft geschuild of gescholen), zich verbergen, verborgen zijn: achter een boom schuilen; de zon schuilt achter eene wolk,
— (fig.) als men vraagt, wie het gedaan heeft, dan schuilt de een achter den ander, zij geven elkander de schuld;
— er schuilt iets bij haar, zij verbergt iets;
— daar schuilt iets achter, dat is niet pluis ; er schuilt eene adder onder het gras, zie ADDER;
— zich ophouden: waar mag hij toch schuilen ? ik zie hem tegenwoordig niet meer ;
— ergens heengaan om zich te beschutten tegen onguur weer: voor den regen schuilen onder een boom ; even schuilen voor het onweer ;
— (zeew.) de wind gaat schuilen, het waait minder, het wordt windstil. SCHUILING, v.