Gepubliceerd op 30-08-2018

Adder

betekenis & definitie

ADDER, v. (-s, -en), inlandsche gifslang (vipera benis), met een hollen giftand, herkenbaar aan den breeden, korten, geschubden kop; zij heeft eene spleetvormige loodrechte pupil en eene zigzagvormige zwarte streep over den rug en den staart;

— (spr.) eene adder aan zijne borst (in zijn boezem) koesteren, weldaden bewijzen aan iem. die ze met snooden ondank vergelden zal;
— er schuilt eene adder in het gras, er ligt onder het voorkomen der onschuld een boosaardig opzet verborgen, er schuilt gevaar ouder;
— alsof hij op eene adder getrapt had, gezegd van iem. die plotseling schrikt (bij eene ontmoeting, in een gesprek);
— (w. g.) de adder in den dop vertreden, het kwaad in zijne beginselen stuiten;
— (fig.) een venijnig persoon. Addertje, o. (-s).

< >