Definities van Nederlandse spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden in de Ensie D
- De gal loopt hem over (en derg.)
- De gebraden duiven zullen u niet in de mond vliegen
- De gebraden haan uithangen
- De geest is gewillig, maar het vlees is zwak
- De gek steken met iemand of iets
- De gekken krijgen de kaart
- De gelegenheid bij de haren grijpen, aangrijpen
- De gulden middenmaat
- De hand in zijn of in eigen boezem steken
- De hand leggen op iets of iemand
- De hand lichten met iets
- De Heer kastijdt die hij liefheeft
- De hekken zijn verhangen
- De hemel doorzwelgen en de mug uitzijgen
- De hinkende bode komt achteraan
- De hoeksteen zijn
- De hond in de pot vinden
- De hoogte hebben, krijgen
- De hort op zijn of gaan
- De huik naar de wind hangen
- De jongste dag
- De jongste schepen velt (of wijst) het vonnis
- De kaart van het land kennen
- De kantjes eraf lopen
- De kap op de tuin hangen
- De kastanjes voor iemand uit het vuur halen
- De kat de bel aanbinden
- De kat op het spek binden of bij het spek zetten
- De kat uit de boom kijken
- De kerk in het midden laten
- De kip met de gouden eieren slachten
- De kleren maken de man
- De klop is erop
- De kluts kwijt zijn of verloren hebben
- De knoop doorhakken
- De kogel is door de kerk
- De kolder in de kop hebben
- De komkommertijd
- De koning is dood, leve de koning!
- De koninklijke weg gaan of bewandelen
- De kool en de geit sparen
- De kost gaat voor de baat uit
- De kraaienmars blazen
- De kroon op het werk zetten
- De kroon spannen
- De kruik gaat zo lang te water, tot zij breekt of berst)
- De kwade Pier zijn
- De laatste loodjes wegen het zwaarst
- De laatsten zullen de eersten zijn
- De lakens uitdelen
- De lamp hangt of staat scheef, of voorover
- De lier aan de wilgen hangen
- De lijdenskelk of de lijdensbeker ledigen of drinken
- De Mammon dienen
- De mantel (zijns meesters) is op hem gevallen
- De mens wikt, maar God beschikt
- De mijl op zeven gaan; dat is de mijl op zeven
- De molen is of loopt door de vang
- De morgenstond heeft goud in de mond
- De muren hebben oren
- De natuur gaat boven of is sterker dan de leer
- De nestor van
- De of een voet in de stijgbeugel hebben
- De of het mier aan iemand of iets hebben
- De opgaande zon aanbidden
- De oude mens afleggen
- De oude zuurdesem
- De oudste brieven hebben
- De oudste liedjes zijn de beste
- De overhand hebben
- De paarden die de haver verdienen krijgen ze niet
- De palm wegdragen of ontvangen
- De pap is gestort
- De pijp aan Maarten geven
- De pil vergulden
- De plank misslaan of mis hebben
- De prae hebben
- De rode haan erin steken of laten kraaien
- De schapen van de bokken scheiden
- De schellen vallen hem van de ogen
- De schok der herkenning
- De schoot vieren
- De sigaar zijn
- De smoor in hebben
- De sokken erin zetten
- De speelman zit nog op het dak
- De splinter en de balk
- De splinter in een anders oog wel zien, maar niet de balk in zijn eigen
- De staf breken over iemand of iets
- De stem eens roependen in de woestijn
- De stoute schoenen aantrekken
- De tale Kanaäns
- De tand des tijds
- De teerling is geworpen
- De tekenen des tijds
- De tering naar de nering zetten
- De teugel vieren
- De tijd baart rozen
- De tijd zal het leren
- De toets (kunnen) doorstaan