1. Taai, kleverig, geneeskrachtig middel, dat op linnen e.d. gestreken, op een wonde of op de huid gelegd wordt: pleister (v.); ook: stukje stof dat met een kleefmiddel bestreken is om het op of over een wonde te kunnen bevestigen: hechtpleister.
Galileo sidderde. Wat maalde hij om de kunst van den veldscheerder, die baarden inzeept, plaasters legt, tanden trekt en afkooksels brouwt? VANDEN MAELDERE 1946, 134.- In de zegsw. een plaaster op een houten been, in toep. op iets dat niet kan baten: boter aan de galg.
Vorige zomer hebben heel wat ondernemingen tijdelijk hun produktie stopgezet, hun werkuren ingekdrt, hun daken besproeid en gratis frisdranken aangeboden. Maar eerlijk gesproken, was dit geen plaaster op een houten been? Gentenaar 20/4/1977.
2. Met water aangemengd gipsmeel, gipsbrij, o.m. om (goedkope) beelden te vervaardigen, ook gebruikt om gebroken ledematen onbeweeglijk te houden enz.: gips; gipsverband.
Het straalde uit haar blik, het bewoog in heel haar lichaam, als zij langs hem heen draaide, de baas van het hof, Metsiers, die in een zetel met een grimlach naar zijn dikke benen in de plaaster keek, CLAUS 1958, 82.
Ik zie het heel goed staan en het is helemaal wit van plaaster of marmer ik weet het niet in ieder geval helemaal wit en heel schoon misschien is het wel helemaal geen beeldje maar écht ik weet het niet en als ik dan toch doe wat niet mag dan draait het kindje zijn hoofdje helemaal weg gelijk als wanneer een man een kus wil geven aan een kindje en zijn baard is niet geschoren, VERSTEYLEN 1964, 45.
Afgedankte heiligen van zoetgekleurde plaaster. Eens buiten gevlogen uit onze kerken, gaan jullie zotte prijzen op de oude markt, Vrouw en Wereld nov. 1973, p. 46.
Dan ga ik beslist terug. Ik wil desnoods een tweede gebroken hand trotseren om mijn kinderen te bewijzen dat ik sportief ben. Intussen laat ik me hun ironisch gedoe niet welgevallen en sla herhaaldelijk bruusk op tafel. Maar dan grijnzen ze nog harder, want het klinkt zwaar met die plaaster, Vrouw en Wereld jan. 1976.
Ongelooflijke pijn heb ik gehad. Helemaal rondom in de plaaster gelegd. In drie maanden kon ik geen bad nemen. Het is het samendrukken van de wervels dat de pijn veroorzaakt, Volksmacht 19/11/1976, p. 4.
Mijn mama is nu thuis gans in de plaaster en mag niet werken. Ik help altijd dapper met mijn papa, zodat je bij ons thuis niet kunt zien dat mama ziek is, Kerk en Leven (ed. Brussel N.-O.) 17/2/1977, p. 2.
Zoek Scoutsbeeld in plaaster, Gentenaar 12/5/1977.
3. Soort kalkmengsel waarmee muren e.d. besmeerd worden: pleister (o.).
De bedwelming moet maar één oogenblik geduurd hebben, want wanneer ik de oogen weerom opende, zag ik het karkof verder in elkaar vallen. Er hing een zware stofgordijn in de lucht, en de bijtende geur van roet, plaaster en kalk schoot mij in den neus, VAN HEMELDONCK 1946, 189.
4. Pers. die van geen opstaan of vertrekken weet: plakker, plakpleister.
5. Kaakslag, klap, slag; iem. een plaaster om zijn oren geven.
Afl./Sam.: beplaasteren, bepleisteren, stukadoren; plaasterbussel, (w.g.) gipsverband (Als ge een tijd braafjes stil zijt, komt uw been heelemaal genezen uit den plaasterbussel, BLOMMAERT 1945, 12); plaasterverband, gipsverband (In de hei, toen hij met zijn plaasterverband bij het raam zat... toen reeds sprak Gustje diezelfde woorden, BLOMMAERT 1945, 217).