I. Van voorwerpen: van pleister of gips (gemaakt); gipsen; in de standaardt. veelal als sam.: gips-; een plaasteren beeldje, een gipsbeeldje; - (w.g.) in kalk nagemaakt: een plaasteren ei, een kalkei.
Zo’n Kerstmis zullen wij wel niet beleven. Wij schikken plaasteren beeldjes en vragen of het allemaal wel zo heilig was, Vrouw en Wereld dec 1975, p. 18.
De kip met de plaasteren eieren, Gazet v. Antw. 14/6/1977.
De paar honderd franken die een koper uitgaf aan zes plaasteren muurplaatjes met daarop «Gelukkige verjaardag» laten hem toe om zes jaar lang iemand gelukkig te maken op de grote dag, Nieuwsblad 18/6/977.
Om een Italiaanse week meer luister bij te zetten heeft een Londens grootwarenhuis een aantal plaasteren reprodukties van kunstwerken van Italiaanse meesters laten maken, Gazet v. Antw. 15/9/1977.
II. Van ledematen: in het gips, in een gipsverband (zittend).
Verduldig als een groote zit hij met zijn plaasteren pootje op een stoel bij het raam, BLOMMAERT 1945, 113.
III. M. betr. t. een wonde e.d.: een pleister leggen (op -), met pleisters zoeken te genezen; pleisteren.
Op die avond nu kwam het slagzwaard van Fons de Leeuw zo krachtig terecht op die lange, uit het karton stekende neus van Jacob van Chatillon, Raymond, dat hij er een heel stuk vel afsloeg. Het was uit. Het was zalf strijken en plaasteren, CLAES, 1950, 191.
IV. M. betr. t. ledematen: in het gips zetten.
V. (Een muur, een plafond) met pleister of gips bestrijken; pleisteren, stukadoren.
Sam.: inplaasteren, in het gips zetten, ook: inzwachtelen, omzwachtelen enz. (In een zetel, met het dik ingeplaasterde beentje op een stoel, zit Gustje Neelaerts in de mooie dokterskamer, BLOMMAERT 1945, 111.
Sommigen (t.w. leprapatiënten) hebben werkelijk gaten in de voeten omdat de spieren daar ook gevoelloos werden en ze zich ongemerkt kwetsten. Als we dat tijdig merken, kunnen we dat voor enkele tijd inplaasteren en geneest dat meestal terug, Bond 28/1/1977).
