o. (-eren; eitje, eitjes, eiertjes)
I. Eig.
1. vrouwelijke cel waaruit, na bevruchting door het mannelijk zaad, een wezen van dezelfde soort ontstaat
a. buiten het moederlijk lichaam, inz. gezegd van een kippeëi: een verzameling van -eren; de dop of schaal, de pel van een-; het wit van een -; een hard, rauw, zacht(-gekookt) -; -eren leggen, (laten) uitbroeden ; -eren klutsen; -eren in de pan slaan; zo vol als een -; -eren spelen een belangrijke rol bij het vieren van het paasfeest ; één is geen -, twee is een half -, drie is een paasei; de -eren van een → kikvors, → meikever, → mier, → slang, → vlieg, → vlinder. Gez. altijd een - of een kieken, altijd wat; beter een half dan een lege dop, het is beter zich met weinig tevreden te stellen dan de kans te lopen niets te krijgen; blind slaan; een in het nest laten, niet alles ineens verteren. een -tje met iemand te pellen of te schillen hebben, iets voor hem minder plezierigs met hem af te handelen hebben ; een uit de dop, een zachtgekookt ei, dat uit de dop gegeten wordt; een ongelegd, onzeker -, een belofte, waar men niet veel aan heeft; -eren voor zijn geld kiezen, afzien van het onbereikbare en met wat minder genoegen nemen; het van → Columbus, een eenvoudige, maar niet voor de hand liggende oplossing; het wil wijzer zijn dan de hen, het kind wil wijzer zijn dan de ouders; iemand behandelen als een vuil -, voorzichtig met hem omgaan; lopen of men -eren in zijn schoenen had of op -eren gaan, lopen, trappen, voetje voor voetje, zeer voorzichtig; op -eren zitten, broeden; pas uit het komen, pas komen kijken. → appel, bedrog, blinde, kip, koek, pan, struif.
b. binnen het moederlijk lichaam : het -, in het ovarium, ligt besloten in een kogelronde holte.
2. Uitbr. onontwikkeld plantezaadje, waarin de aanleg tot een nieuw individu, door bevruchting kan worden gewekt.
II. Metn. inhoud van een ei inz. van een kippeëi : er zit aan je kin.
III. Metf. eivormig voorwerp : -eren van chocolade; bij een → spiersamentrekking spreekt men van een -.
ei (tw. )
1. uiting van lichte verwondering of belangstelling : -, zie daar heb je hem ook!
2. om een voorafgaande gedachte te verwerpen of te verbeteren : -, dat gaat niet; wat!
3. als aansporing of opwekking : -, wil je mee?
ei (avgs.) [hetzelfde als -egge] ter aanduiding van een vrouwelijke persoon die geregeld een handeling verricht : klappei, labbei.