Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Columbus

betekenis & definitie

I. (ko'lumbus) (Christophorus) ontdekker der Nieuwe Wereld, ° 1451 te Genua, was in zijn jeugd boekhandelaar, doorkruiste als matroos de Atlantische Oceaan, kwam door reisverhalen van Noormannen en door sagen over een in ’t westen gelegen land (Atlantis) op de gedachte de weg naar Indië westwaarts te zoeken. Na in Portugal te vergeefs zijn dienst te hebben aangeboden, begaf hij zich naar Spanje, waar hij 1492 door koningin Isabella I, drie schepen kreeg.

De 3de aug. zeilde hij van Palos weg, de 12de okt. 1492 ontdekte hij het eiland Watling, dat hij San Salvador heette, daarna Cuba en Hispaniola (Haïti). Deze landen noemde hij, in de mening dat hij zich in Indië bevond, West-Indië en nam ze voor Spanje in bezit. Op een 2de reis 1493-1496 ontdekte hij de Kleine Antillen en Jamaïca, op een 3de 1498-1500 de Orinoco-monding. Door zijn vijanden bij het hof beschuldigd, werd hij 1499 geboeid van Hispaniola naar Spanje teruggevoerd. Na zijn vrijspreking, ontdekte hij op een 4de reis 1502-1504 het Middenamerikaanse Vasteland, keerde naar Spanje terug en ✝ 1506 te Valladolid. Zijn stoffelijk overblijfsel rust sedert 1899 te Sevilla.Enc. Men vertelt van Columbus, dat hij, toen men eens in zijn bijzijn beweerde, dat de ontdekking van Amerika door eender wie had kunnen geschieden, hij het gezelschap uitnodigde een ei overeind te zetten. Toen niemand dat kon, zou hij dat zelf, door het indrukken van een uiteinde, tot stand hebben gebracht. Met het ei van Columbus bedoelt men daarom een zeer eenvoudige oplossing van eer schijnbaar moeilijke zaak.

II. (kə'lʌmbəs) stad in de Verenigde Staten 291.000 inw. IJzernijverheid.

< >